de vestiging van de eerste medische specialisten in middelburg (III) 179 derzoek verschijnen in 1894 in druk. Hij is vele jaren redacteur van de Geneeskun dige Courant waarin hij zelf veel schrijft. Een 'tiental wenken' bestemd voor art sen die op oorheelkundig terrein niet erg geschoold zijn, dat waren er destijds ve len, wordt in 1903 in een aparte bundel heruitgegeven. Hij is buitenlands redac teur van het Wochenschrift für Therapie und Hygiëne des Auges en bovendien publiceert hij regelmatig in het Monat- schrift für Ohrenheilkunde. We memoreerden al dat de vestiging van Bijlsma, als enige oog- en oorarts in de hele provincie Zeeland, door de rela tief sterke stijging van het aantal beta lende patiënten voor het bestuur der Godshuizen een financiële meevaller van de eerste orde betekende. Daarnaast had Bijlsma zich nog in een ander op zicht voor het Gasthuis verdienstelijk ge maakt. In 1900 dient hij bij het bestuur een plan in om in het Gasthuis met een opleiding voor verpleegsters te gaan be ginnen. Hoewel de direkte kosten niet gering zijn, ze worden op 600,- per jaar begroot en hoewel het bestuur zich ook niet ontveinst dat deze opleiding op de lange duur sterk kostenverhogend zal doorwerken geeft het bestuur zonder veel aarzeling haar fiat aan dit plan. Het bestuur moet trouwens wel, want rond 1900 is het verpleegpeii in het Gasthuis, waar slechts twee gediplomeerden naast acht ongeschoolden verpleeg krachten werken, nog steeds onverant woord laag. In 1901 gaat de cursus, met zeven leerlin gen, van start. Bijlsma wordt tot cursus leider benoemd, hij zelf brengt de leer lingen de nodige kennis bij over de bouw, de functie en ziekten van de zintui gen. Deze voordrachten, die van een uit stekend niveau zijn, worden door Bijls ma, apart gebundeld, als een soort hom mage, aan de voorzitter van de Godshui zen aangeboden. De directie van het Gasthuis. Door al deze activiteiten komt Bijlsma bij het bestuur en met name bij de voorzit ter mr. A. P. Snouck Hurgronge in een zeer goed blaadje te staan. Het is dan ook alleszins begrijpelijk dat het bestuur hem om advies vraagt ten aanzien van de impasse waarin de Gasthuisdirectie is komen te verkeren. De voortreffelijke eerste directrice van het Gasthuis, Zr. Bertha Vos, was in 1893 door Zr. Cathari- na, Elisabeth, Cornelia de Wilde opge volgd. De oude dr. de Man had destijds nog, als medisch bestuurlid van de Godshuizen, een waarschuwende vin ger tegen deze benoeming opgestoken. Door haar ruwe taalgebruik en door haar gebrek aan tact om met mensen om te gaan was ze, in de ogen van de Man, eigenlijk niet geschikt voor deze functie. Door haar achteruitgaande gezond heidstoestand - een 'reumatisch' proces tast beide kniegewrichten aan - wordt het directriceschap van Zr. de Wilde, dat toch al niet erg succesvol was geweest, de laatste tijd steeds problematischer. Het bestuur dat duidelijk van Zr. de Wil de af wil polst, in het begin van 1903, Bijlsma of hij er niet voor voelt directeur van het Gasthuis te worden. Bijlsma schrijft op verzoek van het be stuur een nota waarin hij uiteenzet hoe de verpleegstaf van het Gasthuis er uit zou moeten zien. Hij begint deze nota met de uitspraak dat er een man aan het hoofd van de verpleging moet staan. Er gaat zo schrijft hij: "in dit ziekenhuis te veel om om dit over te laten aan het bestuur van een vrouw". Het schema van Bijlsma voorziet behalve in een di recteur ook in een adjunct-directrice met daaronder twee eerste verpleegsters, één voor de geneeskundige- en één voor de heelkundige-afdeling. Zr. M. G. Greeve, een verpleegster die enkele jaren eerder een tijdje in het Gast huis heeft gewerkt, wordt als een uitste kende candidate voor de functie van ad junct-directrice door Bijlsma bij het be stuur voorgedragen. Het is duidelijk dat het bestuur moeilijk iemand tot directeur van het Gasthuis voor kan dragen zolang Zr. de Wilde, die in 1893 haar vaste aan stelling heeft gekregen, nog in functie is. Maar in een tijd waarin C.A.O.'s, vakbon den en ambtenarengerechten nog onbe kende begrippen zijn levert het ontslag van een werknemer nog geen al te grote problemen op. In het voorjaar van 1903 krijgt de directri ce de zeer duidelijke hint dat ze er ver standig aan doet om zelf ontslag aan te vragen. In afwachting van haar ontslag dat haar met ingang van 1 september 1903 op "eigen verzoek" wordt verleend wordt ze met ingang van 15 mei 1903 "met verlof" gestuurd. Het is tekenend voor de sociale rechte loosheid van die dagen dat ze zelf om een pensioenuitkering moet vragen. Mocht ze geen uitkering krijgen dan is ze, zo schrijft ze aan het bestuur, als gevolg van haar handicap brodeloos. Gelukkig gaat het bestuur op haar verzoek in, ge baseerd op haar tienjarig dienstverband met de Godshuizen krijgt ze een pen sioen dat 25%! bedraagt van haar sala ris. Mocht zr. de Wilde geen andere bron van inkomsten hebben gehad, wat te vrezen valt, dan is ze met deze uitkering van 220,- per jaar! zoniet tot brode loosheid dan toch wel voor de rest van haar leven tot bittere armoede veroor deeld. Enkele dagen nadat de voormalige di rectrice van het Gasthuis min of meer op straat is gezet krijgt ze, als laatste herin nering aan haar Gasthuisjaren, een ern stige typhus infectie. In de 19e eeuw kwamen typhusepidemieën in het Gast huis, dat noch een riolering noch water leiding kende, en waar typhus patiënten vaak, zolang ze niet als zodanig herkend waren, op algemene ziekenzalen ver pleegd werden, aan de lopende band voor. Overigens zal deze explosie van 1903, die juist onder het verplegend per soneel haar slachtoffers had gemaakt, de laatste blijken te zijn. Bijlsma wordt directeur van het Gast huis. Door deze geforceerde en weinig ele gante verwijdering van zr. de Wilde heeft het bestuur de handen vrij om haar grootse plannen te realiseren. Op 15 mei 1903, dezelfde dag waarop zr. de Wilde met "verlof" het Gasthuis verlaat, wordt dr. R. Bijlsma en zr. M. G. Greeve tot directeur respectievelijk adjunct-direc trice benoemd. Onder de leiding van het nieuwe team Bijlsma-Greeve lijkt alles in het Gasthuis op rolletjes te gaan. Het bestuur juicht dat alle "bisbilles" verdwenen zijn en dat alles gaat "de commun accoord". (Zo stond het letterlijk in de notulen). Voor het bestuur kleeft er aan dit nieuw sys teem maar één, overigens niet onbe langrijke, schaduwzijde. De kosten van de directie, het salaris van de directeur bedraagt 1200,- en van de directrice 400,- (exclusief kost en inwoning) per jaar, is aanzienlijk hoger geworden. Als het duo Bijlsma-Greeve per 1 januari 1904 haar vaste aanstelling krijgt, schrijft Bijlsma mede namens zr. Greeve een brief aan het bestuur waarin hij zegt dat beiden hun benoeming aannemen. Hij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1981 | | pagina 9