m. p. de bruin voor het brandende braambos 4 bene Zeeland de rampprovincie bij uit stek was. De samenstellers van het nummer vonden kennelijk het rijk en Zuid-Holland voldoende. Hard gelag Voor Zeeland zelf waren deze wanver houdingen - want dat waren het, al was er een nog zo sluitende verklaring voor te geven - een bitter en hard gelag: men voelde zich onder curatele gesteld. De Bruin geeft daar nog een markant voor beeld van: op de vijfde september 1 955 deelt Van der Burgt aan zijn ambtge noot van de Provinciale Waterstaat mee „dat de directeur-generaal van rijkswa terstaat nadere instructies heeft gege ven over de te volgen procedure bij de dijksverbeteringen". Let wel: instruc ties, het gaat niet om overleg. De toon is autoritair, passend bij het optreden van de toenmalige hoofdingenieur-direc teur van de rijkswaterstaat in Zeeland. Het hoort bij De Bruins methode om die conclusie door de lezer te laten trekken, maar ik geloof toch wel dat hij af en toe best zelf een oordeel had kunnen ge ven. Het was tekenend voor die hele periode dat de verhouding Zeeland-rijkswater- staat vaak moeizaam verliep, niet alleen over het dijksbeheer, ook bij de veer diensten over de Westerschelde, waar in Van der Burgt eveneens een rol speelde, een onderwerp dat uiteraard buiten het bestek van De Bruins boek valt. Eerlijkheidshalve moet ik er aan toevoegen dat ik in journalistieke con tacten redelijk goed met Van der Burgt kon opschieten: hij zei altijd waar hetop stond en als dat goed in de krant kwam, was er wat hem betreft geen vuil aan de lucht. Eén keer gaf hij me onverbloemd de basis van zijn optreden weer: „Het rijk betaalt en ik ben namens het rijk aangesteld om er op toe te zien of dat geld goed wordt besteed. Daar heeft men maar rekening mee te houden". In die tijd werd het duidelijk dat de Pro vinciale Waterstaat moest worden ge reorganiseerd en uitgebreid. Gedepu teerde Staten trokken ir. J. G. Snip aan, hoofdingenieur bij rijkswaterstaat in Middelburg. De meesten die hem heb ben gekend zullen vermoedelijk alleen maar plezierige herinneringen aan hem hebben: een nobele, ruimdenkende man die in korte tijd enorm veel voor Zeeland heeft gedaan. Hij had onder Van der Burgt gewerkt: erg goed kon den die twee niet met elkaar opschie ten. Snip hield niet nadrukkelijk van meeregeren zoals Van der Burgt dat deed, maar voelde zich eerst en vooral adviseur. „Ik ben maar een eenvoudig timmerman", placht hij met die merk waardige donkere stem te zeggen. Zijn invloed was er niet minder door. Hij had ook zo zijn hobbies. Zo liep hij zich een tijd het vuur uit de sloffen om de delta- dijken - in het bijzonder de dam door het Veerse Gat - van gras te doen voor zien. „Dat harde asfalt hoort niet op Zeeuwse dijken, dat moet gras wezen", vond hij. Het is hem niet gelukt. Bij contacten met de rijks- en met de Provinciale Waterstaat merkte men dat bij de Delftse ingenieurs eigen opvattin gen en „geloven" een rol speelden. Zo kon Snip over Van der Burgt schouder ophalend zeggen: „Och ja, een asfalt- man". Omgekeerd sprak Van der Burgt nasaal: „Laat Snip zich nou maar met beton bezighouden, dat is zijn vak". Werk vormt karakters en misschien is dat ook wel omgekeerd. Ik realiseer mij overigens met dit stuk helemaal op de verkeerde weg te zijn: ik noteer eigen indrukken in plaats van mij bij het be spreken van dit boek te houden. De oor zaak ligt echter bij de auteur: De Bruins historie roept zovele herinneringen op dat ik niet kan nalaten er een aantal te vermelden. Dat is niet bedoeld als kri tiek op deze geschiedschrijving, maar als vastlegging van een aantal - ik zeg dat nadrukkelijk - subjectieve ervarin gen naast de objectiverende beschrij ving van De Bruin. Snip is voor mij een grote figuur geweest, die met anderen - ik denk aan Verburg, De Vink, en niet te vergeten gedeputeerde Van der Weel - richting heeft gegeven aan wat ik nu maar noem „het Zeeuwse denken", dat uiteindelijk leidde tot een terugkeer van een Zeeuws zelfbewustzijn. Dat was trouwens de kernervaring van deze pe riode: Zeeland hervond zichzelf in een nieuwe gemechaniseerde en geauto matiseerde wereld. In de Zeeuwse wa terstaat was Snip een „overgangs paus", maar wel een man die veel heeft losgemaakt en de basis legde voor een organisatie nieuwe stijl. Op het uiterlijk van Zeeland drukte hij een opvallend stempel: de brug over de Oosterschelde - de Zeelandbrug - was zijn initiatief. De Bruin meldt dat Snip

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 10