hans warren: kunst, mooie jongens, exotische romantiek en ornithologie
10
zijn die van het landschap en van de
erotiek. Het landschap evolueerde vol
gens een dubbele beweging: van over
heersend naar ondergeschikt belang,
en van Zeeuws naar Zuiders. Ook de
erotiek kende een dubbele wijziging:
van heteroseksueel in de eerste bundel
Pastorale over het gebruik van de sexe-
loze „je"-figuur in latere bundels, naar
uitgesproken homoseksueel vanaf Tus
sen hybris en vergaan (al kondigde de
homoerotiek zich al sporadisch aan in
eerdere bundels); én van verdoken in de
natuurlyriek tot één van de belangrijk
ste onderwerpen in de poëzie van Hans
Warren.
Het exotisme kende een ander verloop:
in de experimentele bundel Leeuw lente
bruusk opgevoerd, werd het naderhand
steeds belangrijker en veelzijdiger.
Paradox
Aldus ontstaat de paradox dat de poë
zie van Hans Warren er enerzijds steeds
rijker en veelzijdiger op werd, en ander
zijds soberder, echter, natuurlijker; wat
volledig aansluit bij de parlandostijl en
de konkrete onderwerpskeuze, die door
sommigen als anekdotisme wordt afge
daan. In het latere werk van Warren ko
men ook totaal nieuwe elementen voor,
die het beeld van de veelzijdigheid nog
versterken: eenzaamheid, een ironisch-
relativerende toon, en het bijzondere
probleem van de ouderwordende man
tegenover zijn jeugdig, veelal onbereik
baar schoonheidsideaal.
„Project"-bundels
Een bijzonder kenmerk van de poëzie
van Warren is dat vele bundels op zich
een sterk geheel vormen, men kan bijna
spreken van „project"-bundels. Zo be
staat de bundel De O/ympos uit twaalf
gedichten die elk een antieke godheid
als onderwerp hebben. Betreffende vo
gels bevat enkel gedichten die in ver
band staan met vogels, zoals de titel al
doet vermoeden; in Schetsen uit het
Hongaarse volksleven, geschreven na
een reis naar Hongarije, geven de ge
dichten eveneens wat de titel voorspelt:
schetsen. In 't Zelve anders wordt een
aantal gedichten uit de debuutbundel
Pastorale herschreven, op een zeer rela
tiverende en intrigerende manier.
Die „project"-bundels zijn typisch voor
het werk dat na Tussen hybris en ver
gaan verschijnt. Het eigenaardige be
staat er vooral in dat de bundel als ge
heel in sommige gevallen méér zegt
dan de som van zijn gedichten. Een
voorbeeld kan dit misschien verduide
lijken.
De bundel Behalve linde, tamarinde en
banaan: op een paar uitzonderingen na
bevat deze bundel enkel gedichten met
als titel een jongensnaam. Het gedicht
handelt dan telkens over die jongen.
Het eigenaardige is nu dat de bundel als
geheel een indruk van eenzaamheid na
laat, ondanks de opsomming van ont
moetingen die de gedichten betekenen.
De opsomming zélf is daar in de eerste
plaats verantwoordelijk voor, en in de
tweede plaats twee apart staande ge
dichten, het ene inleidend, het andere
besluitend. Het besluitende gedicht
(„Achteraf" getiteld) vat de onbesten
digheid en de vergankelijkheid van de
liefde samen; het inleidende („Vooraf")
beschrijft hoe Hans Warren, terwijl hij
„...High en dronken 's nachts op
straat" loopt, wordt aangereden door
een brommerengel, kennelijk in de
zelfde staat"; op de grond gevallen kan
Warren onder de korte jack van de
eveneens gevallen jongen „een heel
eind naakte rug" zien; het gedicht luidt
verder:
Ergens stond een demonische figuur
met een album: wie wil je dan,
vroeg hij en hij sloeg blad na blad om,
geliefden, voor kort of langer,
allemaal lelijk en oud, onherkenbaar ge
worden.
Woedend legde ik, voor ik volkomen
wegraakte
mijn hand op die warme jonge rug.
Het gedicht bevat dus, als inleiding op
de bundel, niet alleen een verwoording
van het „project" ervan („een album"),
maar bovendien geeft het al bij voor
baat de grondtoon van gemis en ver
gankelijkheid aan, plus de drang om
tóch de liefde te ervaren, hoe verganke
lijk ze ook moge zijn. Een typische ro
mantische paradox, verbonden aan de
Eros-Thanatos-tegenstelling.
Fragment uit
LEEUW LENTE
We verlaten laboratoriumjassen
boekhoudsters en soldaten
en gaan naar bruine huiden in de zon
naar filles de joie en matrozen.
Waar meisjes roepend aan de ramen blozen
waar negers vruchtbaarheidsfeesten vieren
met bloed sperma trompet en saxofonen,
matrozenschouders door de straten deinen
a/s golfden nog hun zilte oceanen,
alleen daar is de stad bewoonbaar.
Anders slacht ik met oude vrouwen jonge hanen
in zwartgeteerde heidehutten van het niemandsland
of draai ik mij een warme kuil
in het leem naast een jonge kaby/se
terwijl buiten jakhalzen janken
naar de verweerde handspiegel van Isis.
Uit: Leeuw lente, '54. Verz. Ged. p. 1 58.