hans warren: kunst, mooie jongens, exotische romantiek en ornithologie
12
„Hij was gekomen om te lezen", verge
lijkt met een gedicht uit bijvoorbeeld
Behalve linde, tamarinde en banaan:
PAUL
Hem was wat restte het liefst:
als de deur vergrendeld was
de weggetrapte slips met stijve plek
ken,
ingedroogde haartjes, de ranze geur
van dode hartstocht. Soms
drong hij zelfs vreemde slaapkamers
binnen,
en zocht in laden, onder bedden,
begroef zijn gezichtin andermans afval,
liet daarin weer zijn eigen sporen na.
(Hans Warren, Verzamelde Gedichten
p. 660)
HIJ WAS GEKOMEN OM TE LEZEN
Hij was gekomen om te lezen. Twee,
drie boeken
liggen open: dichters en historieschrij
vers.
Maar nauwelijks was hij tien minuten
aan het lezen
of hij liet ze in de steek. Op de canapé
ligt hij te dommelen. Hij is geheel en al
een man van boeken -
maar hij is drieëntwintig jaar, en is heel
mooi,
en deze middag drong de liefde door
in zijn volmaakte lichaam, op zijn lip
pen.
In zijn lichaam, dat een en al schoon
heid is,
drong de koorts der liefde door,
zonder ridicule schaamte over de aard
van het genieten
(Kavafis, Verzamelde Gedichten I, p.
165)
Vindt u ook niet, mijnheer Fokkema, dat
het gedicht van Kavafis zó uit Behalve
linde, tamarinde en banaan zou kunnen
komen? Banaal dus? Gebabbel? Meer
waarschijnlijk vindt u dat men zich niet
mag laten leiden door één of zelfs enke
le voorbeelden. Laten we dan eens de
inleiding die G. H. Blanken bijzijn verta
ling van Kavèfis heeft geschreven onder
de loep nemen, meer bepaald de passa
ge over „de uiterlijke vorm van Kavè
fis' poëzie" op p. 36:
„Hij ontdoet (zijn poëzie) van wat alleen
maar uiterlijke schoonheid is, omdat hij
die niet essentieel acht. In de typische
bouw van zijn vers, schijnbaar ordeloos
en nonchalant, maar in wezen functio
neel, komt de diepere zin van het ge
dicht duidelijk tot zijn recht. De„prozaï-
EEN AVONDJE BIJ
KARDINAAL DEL MONTE
(To the Italians it is) 'a pleasant pastime,
making songs, and singing Sonets of the beauty
and pleasure of their Bardassi, or buggerd boyes'.
William Lithgrow: 'Rare Adventures and Painefull
Peregrinations', 1632.
De boerenjongens van Caravaggio
maken muziekze kijken geil en
laten hun kleren, zó los te strikken,
langs mollige schouders en knieën glijden.
De bardassi vormen een fraai stilleven
van de vijf zintuigen, vleugje vanitas,
naast fluit en flonkerende rozen
waarin soms een hagedisje schuilt,
een hagedisje dat bijten kan.
Zij hebben altijd, a/s invitatie,
een viool klaar liggen en een strijkstok
voor wie met hun het tied wit spelen,
en ook al houden ze hun weke monden
quasi verlangend en vochtig open,
ze zijn koud, berekenend en vol wrok.
Uit: Herakles op de tweesprong, '74. Verz. Ged. p. 421.
DE ZWAAN
Heel warm en eenzaam is Josephine,
zij schuift haar fichu weg en ruikt de gloed
van haar décolleté. Aarde en mos
kleven aan haar blote voeten. Over de vijver
komen de zwanen met stille stoten
door de zonsondergang.
La Malmaison is vol zwanen en rozen
en golven van Alvimare's harpspel,
en Joséphine denkt aan Leda, de griekse,
zoals Zeus haar bezocht. Zou het pijn doen,
die grote benagelde zwempoten aan de
lillend zachte binnenkant van je dijen?
Uit: Betreffende vogels, '74. Verz. Ged. p. 482.