hoe lang is honderd jaar provinciale waterstaat?
17
No. 131. WEGES.
(Instructie voor uk viwvikcum: omcTBus.)
Besluit van den October 1S54, no. 12;
medeikehn-j Instructie voor de provinciale op-
:itjlcrs der u'cjcii in Zeeland.
DE GEDEPl'TEERDE STATENVAN ZEELAND
c:sn te welenJat dooi lien, in limine vergadering van
au 13*» October ISo-iis vastgesteld hetgeen volgt
N S T R 5J C TIE
PROVINCIALE 0PZ1GTERS CER WEGEN
ZEE LA ND
Artikel 1
Dc opzigters slaan onder hol gezag en oppertoezigt van
Gedeputeerde Stalen.
Art. 2.
Zij slaan onder het onmiddellijk toczigl van den Hoofd
ingenieur in het lld' district van den waterstaat, cn
van Je door dezen aan te wijzen Ingenieurs, cn zijn Ter-
p'igt de bevelen na te komen, welke hun, door of van
wege geuiciden Uoofd-Ingcnieiir zullen worden gegeven.
Art.
Provinciaal Blad van 1 854, nr. 131, waarin de
instructie voor de provinciale opzichters der wegen
in Zeeland
van 1791 en schijnt op 27 februari
1804 als enige nog in dienst te zijn ge
weest. Onder de Franse overheersing
en daarna, tijdens het Koninkrijk der
Nederlanden, duikt hij opnieuw op.
Daardoor vormt Schraver de persoonlij
ke schakel tussen de provinciale water
staat onder het ancien régime en de
rijkswaterstaat in de nieuwe tijd.
Eigenlijk is het juister om niet dadelijk te
spreken van rijks- maar van algemene
waterstaat, zulks in overeenstemming
met de grondwettelijke terminologie5).
Onder de algemene waterstaat vielen
alle werken die uit de staatskas betaald
werden, en dat waren de meeste en be
langrijkste. Aan de provinciale besturen
werden, onder oppertoezicht van de
Kroon, die werken in beheer opgedra
gen welke niet van algemeen belang
waren: bepaalde dijken, sluizen en an
dere waterwerken, bruggen en wegen.
De provincies beschikten daarvoor over
een eigen, al was het dan beperkt kre
diet. De daaruit te onderhouden natte
waterstaatswerken werden gespecifi
ceerd in het K.B. van 19 december
181 9, nr. 1de wegen in het K.B. van 1 3
maart 1 821nr. 73. Daarmee was vol
daan aan artikel 1 30 van de Grondwet
van 1814 en artikel 219 van die van
1815.
Ondertussen vroeg de minister van Bin
nenlandse Zaken en Waterstaat op 30
juni 1820 aan de provinciale besturen
om voorstellen voor de vereiste perso
neelsbezetting voor de „dienst der pro
vinciale waterstaats- en andere publie
ke werken". Die ambtenaren zouden
door de provincies bezoldigd moeten
worden. Dit gold zowel voor een even
tueel door de koning te benoemen inge
nieur als voor de „mindere bedienden,
als ook de verdere ambtenaren en
geëmployeerden", welker benoeming
aan de Staten werd overgelaten. Rijks-
en provinciale dienst waren dus nauw
met elkaar vervlochten.
Zeeland meende - afgezien van krach
tenvoorde bediening van sluizen, brug
gen enz. - met twee conducteurs of op
zichters te kunnen volstaan, maar wees
tevens op de noodzaak om ter uitvoe
ring van de waterstaatstaken het bu
reaupersoneel van de griffie uit te brei
den. Inderdaad bracht de intensivering
van de waterstaatszorg de gouverneur
van Zeeland er reeds in hetzelfde jaar
1 820 toe, de griffie in twee afdelingen
te splitsen: de algemene en provinciale
waterstaat viel als een der voornaamste
taken aan de tweede afdeling toe. Na
een reorganisatie der bureaus in 1840
gingen dezetaken naardetweedeafde-
ling A, in 1 844 naar de tweede afdeling
B. De aanduidingen „rijks-" en „provin
ciale waterstaat" waren toen al in
zwang gekomen.
De rijkswaterstaatsdienst in Zeeland
werd geleid door een hoofdingenieur,
onder wiensorders nietalleenzijn eigen
ambtenaren stonden, maar evengoed
de provinciale opzichters. Een merk
waardige hiërarchie! Wie stond nu ei
genlijk boven de opzichters: de hoofd
ingenieur of het provinciaal bestuur?
Een instructie door de provincie in
1854 voor de opzichters vastgesteld,
onderstreepte het tweeslachtige van
hun positie: onder het gezag van GS
staande kregen zij hun orders van de
hoofdingenieur van de rijkswaterstaat.
In de praktijk moet dat betekend heb
ben dat GS hun bevoegdheid aan die
hoofdingenieur gedelegeerd hadden.
Wanneer wij nu de organisatie van de
waterstaat in Zeeland gedurende de
eerste helft van de 1 9e eeuw vergelij
ken met die daarvóór, dan luidt de
conclusie kort geformuleerd aldus: De
centralisatie van de waterstaatszorg
heeft niet geleid tot verdwijnen van de
provinciale waterstaat. Wel is aan de
provinciale waterstaat de top ontno
men, maar de lagere ambtenaren zijn
gebleven. Zij werkten niet los van of ge
coördineerd met de rijks- of algemene
waterstaatsdienst, maar gesubordi
neerd daaraan. Dat het provinciaal be
stuur daar destijds onder gebukt ging,
is niet erg waarschijnlijk gezien de fi
nanciële kanten van de zaak, m.n. sa
menhangend met de calamiteuse pol
ders.
Toch kwam er allengs weer een veran
dering op gang. De strikte onderschik
king van de provinciale aan de rijks
dienst werd na de grondwetsherziening
van 1 848 wat losser. Sedert 1 849 be
stond er voor de Staten niet meer een
verplichting maar een mogelijkheid om
voor provinciale werken de (rijks) water
staat in te schakelen. Dit moest dan
aangevraagd worden en dat is allerwe
gen gebeurd. Zeeland heeft er mis
schien toch voorzichtig al aan gedacht,
de eigen provinciale waterstaatsorga
nisatie tot een zelfstandige dienst te
verheffen. In die richting kan het ten
minste worden uitgelegd dat op de pro
vinciebegrotingen vanaf 1852 twintig
jaar lang een post staat voor salaris van
een eigen ingenieur. Zover is het niet
gekomen en toen Thorbecke in 1864
vroeg, hoe de provinciale besturen
dachten over een scheiding tussen
rijks- en provinciale waterstaat, bleek
de belangstelling in Zeeland geheel be
koeld. Het is bepaald niet aan enig en
thousiasme bij het provinciaal bestuur
te danken, dat die scheiding in 1882
toch een feit geworden is6).
Formeel ging het bij die scheiding om
intrekking van de toestemming, doorde
Kroon aan de provincies verleend, om
voor provinciale werken verder nog ge
bruik te maken van de diensten van
hoofdingenieur en ingenieurs van het
rijk. Als gevolg daarvan werd de provin
ciale waterstaat van Zeeland, die in de
voorgaande decennia nooit had opge
houden te functioneren, van de rijks
dienst losgemaakt. Hij herkreeg zijn au
tonomie en begon, van een nieuwe top
voorzien, in alle geledingen versterkt,