tumult op het kerkelijk erf in zierikzee
22
quenteren, daerover telckens sullen ver
beuren een boete van vijff ponden
vlaems, ende twintich gelijcke ponden
vlaems voor diegeene die hare huijsinge
daertoe sullen hebben geleent."7)
Het hielp allemaal nauwelijks en, waar
schijnlijk mede op grond van het feit dat
vele gegoede burgers tot de aanhangers
behoorden, werkelijke maatregelen wer
den niet genomen. Toen in April 1699
van Hattem zelf weer in Zierikzee kwam
en ten huize van Job Bastert en van Dina
Dane in zijn bijzijn samenkomsten wer
den gehouden, werd door de kerkeraad
aan heren burgemeesters verzocht, hen
volgens het plakkaat van 1694 te behan
delen. De burgemeesters beloofden het
in de raad ter sprake te zullen brengen,
doch tot ingrijpen kwam het niet. We
kunnen dit wat beter begrijpen als we
weten dat in 1709 mevrouw van Gelre,
de weduwe van de in 1700 overleden
burgemeester Pieter van Gelre, door de
kerkeraad verzocht werd om de bijeen
komsten van de hattemisten niet meer
bijte wonen en infebruari 1710, "bij hare
dwalingen volhardende, van het avond
maal werd gesuspendeerd."
Het zou voor de hand gelegen hebben
dat na het overlijden van Pontiaan van
Hattem in 1706, de activiteiten van zijn
volgelingen langzamerhand weggeëbd
zouden zijn, doch zeker in Zierikzee is
hiervan geen sprake. Uit alles blijkt dat
het vooral Dina Dane is, die de lamp
brandende houdt en zonder aflaten ac
tief blijft. Lange tijd verleende ze onder
dak aan de bekende Mr. Jacob Rogge
veen.8)
In de jaren 1710tot 1722 kwam het meer
dere keren voor dat mensen "wegens
het frequenteeren van de verbodene
conventiculen der hattemisten" werden
gecensureerd en het avondmaal ont
zegd. In december 1716 weigerde men
de kerkelijke attestatie, afgegeven te
Haamstede ten behoeve van Adriana
Maria de Huybert, weduwe van Mr. Cor-
nelis de Buvry, aan te nemen in verband
met haar hattemistische gevoelens.
In maart 1718 beklaagden de predikan
ten Hulscher en Canzius zich over de
schotschriften en persoonlijke beledi
gingen, die hen zelfs op straat werden
aangedaan en verzochten de heren bur
gemeesters om bescherming. Een zieke
vrouw in het gasthuis werd aangezegd,
dat Dina Dane haar niet meer mocht be
zoeken.
Het is 1724 als de kerkeraad eindelijk
tracht Dina Dane de mond te gaan snoe
Het door de hattemisten regelmatig voor samenkomsten gebruikte huis van Anthonie Dane op de hoek van de
Melkmarkt en de Schuithaven. De foto is genomen vanaf de Schuithaven.
ren. Allereerst wordt aan de raad ge
vraagd het plakkaat van 28 juli 1694 te
gen de "pontianerij" nieuw leven in te
blazen, met welk besluit de classis haar
instemming betuigde. De raad gaf hier
aan gehoor en verleende de baljuw toe
stemming om de bijeenkomsten der hat
temisten te verstoren. In de vergadering
van 14 mei 1724 werd besloten om Dina
Dane voor de kerkeraad te roepen om
haar over een aantal punten te ondervra
gen. Toch duurde het nog tot 3 augustus
van dat jaar voor men tot uitvoering van
dit voornemen overging en - we moeten
het met de constatering van P. D. de Vos
eens zijn - we kunnen ons nauwelijks
aan de indruk onttrekken dat de kerke
raad er geen raad mee wist en voor alles
bang was voor de gevolgen van een
krachtdadig optreden tegen deze in
vloedrijke vrouw.
Op 4 augustus zou Dina Dane dan voor
de kerkeraad moeten verschijnen, maar
wie kwam opdagen, geen Dina Dane.
Ook een tweede oproep tegen 6 augus
tus en een derde tegen 7 augustus legde
ze naastzich neer. Ze liet weten datze, na
28 jaar onder censuur gestaan te heb
ben, niets met de kerkeraad te doen wil
de hebben en niet te zullen komen al
werd ze honderdmaal ontboden.
DE KERKELIJKE BAN
De kerkeraad besloot op 7 augustus tot
de "christelijken ban" over te gaan en
heren burgemeesters te verzoeken om
hun goedkeuring aan deze excommuni
catie te willen verlenen. De kerkelijke
sententie waarbij Dina Dane "van de ge-
meinte als een verdorve lit afgesneden'
werd, is van 28 september 1724. Dit uit
voerig document wekt de indruk dat de
voltrekking van het vonnis onmiddellijk
zou plaats vinden, doch niets is minder
waar. Er breekt nu een periode aan dat
vele van haar volgelingen onder handen
worden genomen. Zo werd in 1725 ge
weigerd het kind van haar zoon, Antho
nie Dane en Anna Bril te dopen en op
advies van de classis werd besloten om
geen kinderen van gecensureerde "Pon-
tiaansche" ouders te dopen.
Op 3 april 1726 geeft de kerkeraad weer
tekenen van leven tegenover Dina Dane.
Nadat een deputatie uit de classis haar
tot tweemaal toe in haar wor.ing - ze
woonde sedert november 1720 met haar
man in het huis op de hoek van de Sint
Domusstraat en de Lange Sint Janstraat