de zeeuwse kaper „de onbekende"
27
klaar en De la Rue ook niet. Wat was er
gebeurd? Enigen van de bemanning,
door kapt. Damsté op de in Cork liggende
Léopard geplaatst, hadden het bestaan
de lading indigo te beroven en te verko
pen. De kapitein had hen deswege in
hechtenis doen nemen. Maar samen met
de kopers van het geroofde hadden zij de
kapitein in rechte betrokken en getrium-
pheerd en daarop de prinse met de daar
nog in zijnde lading in arrest genomen,
aanspraak makende op de helft van de
waarde, hetgeen De la Rue vreesde, dat
hun ook toegewezen zou worden. Voorts
had John Hobbe, schipper van een Engel
se kits, tevoren door de Léopard veroverd
en in de grond gekapt, nadat daaruit wa
ren overgenomen 18 pijpen wijn, wat
touw enz., van welke wijn diverse pijpen
door de zee waren in stukken geslagen en
door de Fransen geconsumeerd, het be
staan om kapitein Damsté te arresteren,
pretenderende van hem 800 ter vergoe-
ding en ook buitgeld, omdat hij zegt me
de op "de Onbekende" in actie geweest
te zijn tegen een Franse kaper, die aan
viel. Tegen al welke desordres en zaken
van zo openbaar geweld verzocht de
boekhouder "brieff van voorschrivens",
waarin werd toegestemd. De gezant Van
Vrijberge zal verzocht worden bij het Hof
van Engeland en elders krachtige stap
pen te doen, dat de genoemde procedu
res voor een incompetente rechter zou
den worden vernietigd. Deze zaak werd
op 16 mei in de Raad behandeld. Van het
verder verloop kwam mij niets onder
ogen, maar lang heeft het niet geduurd,
want 30 mei lag "de Onbekende" weer
gereed om uit te varen, toen verlof werd
verkregen om twee lasten Zweeds staafij-
zer in ballast te mogen laden, mits con
signerende 's lands uitgaande rechten,
die zouden worden gerestitueerd zodra
dit ijzer weer in de provincie zou worden
gelost. Dit varen met ballast kwam meer
voor. Zo werden een paar maanden later
24 blokken lood in het schip de Jager in
geladen.
Voor de verkoop van de door "de Onbe
kende" te Middelburg opgebrachte prin
se Ie Furet krijgt de boekhouder op 23 juli
1707 verlof, terwijl op 15 augustus het
Engels brigantijnschip the Friendship
met de lading campechehout, komende
van Nieuw Engeland op weg naar Rotter
dam, door kapt. Damsté hernomen, mag
verkocht worden ten gunste van rech
thebbenden. De premie voor Ie Furet be
loopt 22.950,-, op 15 oktober toege
kend, op welke datum ookthe Friendship
wordt geconfisqueerd. De verkoop ging
al 22 augustus door. Op 24 oktober mag
de boekhouder 1/3 van het provenu hier
van opnemen. De reclamant Edward Ar
cher mag 2/3 ontvangen. Het laatste be
richt van ditjaarisvan 10december, wan
neer de verkoop wordt toegestaan van de
suiker uit Ie Léopard, uit Cork naar hier
gebracht en al op 30 maart geconfis
queerd. Verkoop op 22 december. Op
brengst suiker en campechehout netto
1816:3:1. Ook in 1708 blijft die suiker
nog een rol spelen. 23 januari mag het
provenu van de suiker en het campeche
hout uit de Léopard worden opgenomen,
maar 20 februari klaagt De la Rue, dat het
ophalen van de suiker uit Ierland
2151:18:10 heeft gekost, zodat hij nu
maar een bate van 4000 overhoudt. Zijn
verzoek om vrijstelling van de rantsoen-
gelden wordt afgeslagen, maar als hij 16
mei zijn verzoek herhaalt, wordt het toe
gestaan.
In de jaren 1708,1709 en 1710 komt geen
enkel door "de Onbekende" opgebracht
schip bij de vendumeesterte Middelburg,
toen Boudewijn Mattheussen de Jonge,
onder de hamer. Het jachtterrein was ver
legd naar de Atlantische Oceaan en de
Middellandse zee.
Het eerste succes van de nieuwe strategie
is de Franse tartaan, de Maria Magdale-
na, door Damsté te Lissabon opgebracht.
Op 21 januari 1708 mag deze daar gelost
en verkocht worden ten overstaan van de
commissarissen P. Loot en A. Cremer. Op
6 maart werd de confiscatie uitgespro
ken. Op 8 maart werd nog 483:11:11
toegestaan voor kosten van gekwetsten
en schrijversgage op "de Onbekende".
De prinse St Franciscus plus lading, door
Damsté te Santen (waar dit dan ook mag
zijn) opgebracht, is op 13 juni geconfis
queerd. Van verdere activiteiten in de
tweede helft van dit jaar is weinig bewijs
voorhanden. Commissaris Slicher
schreef wekelijks aan de Raad wat zich in
Livorno afspeelde, maar zijn brieven ver
dwenen in handen van de advocaat-fis
caal. In een brief van 24 september ech
ter, die op 17 oktober werd behandeld,
bericht Slicher, dat hij een aantal gevan
gen onderdanen van de Grote Heer (de
sultan van Turkije) in vrijheid heeft ge
steld, die door diverse kapiteins w.o.
Damsté in Livorno waren opgebracht. 12
januari 1709 mogen de penningen gelicht
worden, komende uit de Nostra Signora
del Santa et St Anthonia de Padua met
lading, van de vijanden hernomen en te
Genua door de kapiteins De Witte en
Damsté opgebracht. De confiscatie was
op 9 januari uitgesproken. De samenwer
king dezer kapiteins, beiden in dienst van
dezelfde boekhouder, werpt meer vruch
ten af. Op 27 februari wordt hun toegewe
zen een premie van 10.300,-voor kanon
en manschap ten tijde der verovering ge
weest op het Franse schip la Galère de St
Malo en van 14.000,- voor die op het
Franse schip St Francisco Xaverio, weer
door beide kapiteins te Genua opge
bracht. 5 juni konden deze gelden worden
opgenomen.
Maar nu zat het de kapiteins een keer niet
mee. Hadden zij op 20 september 1708 in
de Straat een Franse bark veroverd, de St
Louis, deze werd hun vervolgens weer
door een Franse kaper afgenomen en te
Livorno opgebracht, nadat zij de vuurto
ren wel vier uur in het gezicht hadden
gehad. En dit was strijdig tegen de con
ventie met de Groothertog van Toscane,
toen Cosimo III, volgens welke alleen bui
ten het gezicht van de vuurtoren prinses
mochten worden genomen. Er gaan dus
krachtens besluit van 14 augustus 1709
brieven van voorschrijvens uit aan com
missaris Slicher e.a. Cetera desunt. 28 au
gustus 1709 komt van Slicherde verkoop
rekening binnen van de lading, gelicht uit
de Nostra Signora d'Assumption et St
Anthonia de Padua. Over de gedeeltelijk
anders luidende naam maken wij ons na
tuurlijk alleen maar zorg.
Een merkwaardig verzoek komt 31 au
gustus bij de Raad binnen en wel van de
Middelburgse koopman Pieter der Kinde
ren, nl. om van Duinkerken naar Middel
burg te mogen brengen het hoekerschip
den Onbekenden, door de suppliant al
daar ingekocht. 11 september wordt ac-
coord verleend. Is het een naamgenoot of
zou onze kaper nu toch in handen van de
concurrent gevallen zijn? Zo ja, dan is er
wel een regeling met de rederij getroffen
en in 1710 wordt in elk geval weer geva
ren. 22 april 1710 wordt De la Rue, boek
houdervan de schepen, gevoerd bij H. de
Witte en D. Damsté, gepermitteerd het
provenu te lichten van de prinses Ie Mar
quis de la Fercière en lading, in Genua
opgebracht en 5 dezer geconfisqueerd.
Op 16 juni 1710 wordt een concept brief
van voorschrijvens door de advocaat-fis
caal aan H.H.M. goedgekeurd om voor De
la Rue de premies te verkrijgen voor de
prinses Ie Dragon (kapt. Miguel de Aran-
cene, 6 stukken en 53 koppen), Nostra