m. p. de bruin voor het brandende braambos
3
overplaatsing naar deze provincie had
destijds enige beroering opgeroepen:
in zijn vorige functie had hij wat moei
lijkheden gehad en daarom was hij naar
Zeeland vertrokken. „Een strafover-
plaatsing" zei men hier. De man was
overigens - en vriend en vijand waren
het daar over eens - een uiterst be
kwaam civiel-ingenieur, die geheel ei
gen denkbeelden had over het beheer
van de Noordzee-waterkeringen. Het
liefst wilde hij die onder één directie van
de rijkswaterstaat brengen. Een hoofd
ambtenaar met in zijn beleid sterk auto-
ritair-centralistische trekken.
(en bij de aannemers de MUZ, de Maat
schappij Uitvoering Zuiderzeewerken)
naar Schouwen-Duiveland om dat ei
land te redden. In de hele provincie
trouwens werden de bekwaamste wa
terstaatsmensen van die tijd ingescha
keld, menigeen nog met grote ervaring,
opgedaan bij de sluitingswerken op
Walcheren aan het eind van de oorlog.
Symbolisch voor de verhoudingen in
die tijd vond ik een speciaal nummer
van het Polytechnisch Tijdschrift uit au
gustus 1954. Het was geheel gewijd
aan de rampschade en -herstel in het
Zuidwesten van Nederland en kreeg
een ten geleide mee van twee bekende
figuren: ir. A. G. Maris - directeur-ge
neraal van de rijkswaterstaat - en ir. J.
L. Klein, directeur-hoofdingenieur van
de Provinciale Waterstaat in Zuid-Hol
land. In dit voorwoord ontbrak echter
het Zeeuwse geluid, terwijl toch nota
Eén van de hamerstukken van de in aanbouw zijnde Zeelandbrug.
Spanningen en beroeringen
Wie die emotionele periode na de ramp
in Zeeland heeft meegemaakt, herin
nert zich de spanningen en beroerin
gen. De strijd bijvoorbeeld om de de-
lingsdijk van Schouwen, een project
waar het waterschap fel tegen was ge
kant, maar dat rijkswaterstaat - op ge
zag van de Deltacommissie - dringend
nodig achtte. Dijkgraaf Klompe van
Schouwen leverde een woedend ge
vecht tegen rijkswaterstaat en iedereen
die ook maar even iets pro-delingsdijk
wist te zeggen. Destijds had rijkswater
staat een bijzonder goede pers door
publikaties van de free lance journalist
H. J. Stuvel in de Nieuwe Rotterdamse
Courant. Er werd onder meer in uiteen
gezet dat de delingsdijk noodzakelijk
was, waarop de dijkgraaf onvervaard
naar Rotterdam toog om de hoofdre
dacteurvan de NRC - toen mr. Maarten
Rooij - uiteen te zetten dat hij en zijn
krant misleid werden. Klompe verloor
de strijd: de delingsdijk kwam er.
In het algemeen was het een ongelijke
strijd. Ter ene zijde de overweldigende
(gelukkig overigens voor Zeeland)
macht en kracht van het rijk en de grote
aannemers, ter andere zijde de betrek
kelijk kleine waterschappen en de
kleinschalige organisatie van de Pro
vinciale Waterstaat, die tegenover een
ramp van een zo grote omvang wel te
kort moest schieten. Het leek alsof een
klein vredesleger plotseling op een
bloedig slagveld was geparachuteerd
om een grote overmacht te verslaan.
Het rijk kon dat gevecht wél aan. Zo
kwam de hele dienst Zuiderzeewerken