OVER VERZETSMENTALITEIT EN HET „VERZETSSYNDROOM" Humane en religieuze drijfveren. Dr. J. D. van Scheyen Inleiding. Verzetsmentaliteit; uniek en pluriform. Veel is er - ook in het kader van histori sche studies - geschreven en bekend geworden over verzetsdaden en illega liteit. Weinig is er daarentegen gepubli ceerd over wat genoemd kan worden de „verzetsmentaliteit", dus ook over de psychologische geaardheid van de ver zetsstrijder, c.q. deelnemer aan hetver- zet. Het gaat hier stellig niet om een ty pische geaardheid. De motivatie tot deelneming aan het verzet kon namelijk van velerlei aard zijn. Wat dit betreft kan allereerst verwezen worden naar wat Charles (1966) schreef: „De belangrijkste soorten van de illegaliteit vormden dus het verzet. En in het Verzet is niet het gewelddadig verzet het roemrijkst geweest maar het verzet van de barmhartigheid, van de loyaliteit met de vervolgden. Naarmate de vijand zijn verbintenis ern stig schond en de verdrukking zwaarder deed wegen, groeide deze illegaliteit der loyaliteit". Ook Annie Romein-Verschoor be schreef in haar „Omzien in verwonde ring" de moeite die zij had om besef op te brengen voor het gewapend verzet. Daarbij refereerde zij ook aan de sfeer van kameraadschap en solidariteit in de bezettingstijd, ook zij werd kennelijk veel meer aangesproken door deze ille galiteit der loyaliteit. Aldus was volgens Charles deze illegaliteit der loyaliteit aanvankelijk niet gewelddadig. Toen het werk dermate toenam moest er tenslotte „gehaald" worden, bijvoor beeld distributiebescheiden. Toen dus deze illegaliteit militante uit lopers kreeg bleef zij toch anders van aard dan de oudste vorm van illegaliteit, die van de guerilla. Afgaande op wat door de hiervoor ge noemde schrijvers werd vermeld wijst dit er dus op dat in de verzetsmentaliteit de aangeduide humane principes van veel betekenis waren. Het bewust kiezen voor loyaliteit met de vervolgden, dit lijkt een wezenlijk ande re houding te zijn dan bijvoorbeeld die van de - noem het - actieve verzets strijder, toch sluit het een het ander kennelijk niet uit. Dat ook het kiezen voor het verzet van de barmhartigheid geen sinecure was, bijvoorbeeld door het dan ook volledig moeten wegcijferen van het eigen be lang en het eigen behoud, is voorts op een indirecte wijze af te leiden uit het nu pas duidelijk worden van de psychische nasleep ervan, bijvoorbeeld in de vorm van het zogenaamde psychiatrische „verzetssyndroom". Bij hen die onvoorwaardelijk en on danks zichzelf deelnamen aan het ver zet kunnen kennelijk ook nu nog, na ve le jaren, de psychische na-effecten zich manifesteren. Maar eveneens kan - afgaande op deze psychiatrische aspecten - soms meer inzicht worden verkregen op wat als de verzetsmentaliteit kan worden aange duid. Hierbij is ook van betekenis datgene wat Hugenholtz (1 980), aanduidde als de maatschappelijke erkenning van de term „verzetsslachtoffer". Terecht wees Hugenholtz er op dat bij erkenning van de wezenlijke psychiatri sche problematiek van het verzets slachtoffer ook diens identiteit iets is wat beter begrepen zou moeten wor den. Dan zou ook de „schade" meer specifiek herkenbaar moeten worden. Hugenholtz wees ook op het dilemma dat zich hierbij voordoet. Immers, in on ze vredes-maatschappij kan de menta liteit van de verzetsdeelnemer eigenlijk niet meer echt begrepen worden. Soms moet dan helaas zelfs het volgende ge constateerd worden: „De verzetsstrij ders van toen zijn de dissidenten van nu". Hoe is dit wellicht ongewilde „onbe grip" te verklaren? Hugenholtz (1980) schreef: „Het gaat hier om de mensen, de man en de vrouw, die in het verzet zaten. Die heb ben veel met elkaar gemeen gehad: een bepaalde mentaliteit. Die kwam veelal geleidelijk tot stand en in de meeste ge vallen op een vrij passieve wijze. Men raakte erin verzeild, men raakte er in be trokken, men werd er door gegrepen". Hugenholtz wees erop dat het risicobe sef, het gevaar, pas later in de oorlog duidelijk werd, de keuze, de doelstel ling, ging zich toen duidelijker afteke nen. Dan was het kiezen voor een eigen houding noodzaak geworden. Zo ontstond het verzet in graden van ac tiviteit terwijl de polarisatie, ook door de toenemende druk van de kant van de bezetter, als het ware vanzelf duidelij ker werd. Daarnaast bleef er echter de grote groep van hen die zich er buiten hiel den, die „niets" waren, en die dus ook niet te vertrouwen waren. Dit „vertrouwen" nu was, volgens Hu genholtz, essentieel. Dit „vertrouwen" was het bindende element in de ook qua geaardheid uiterst heterogene groep die de verzetsdeelnemers altijd zijn ge weest. Relaties met anderen, wie dan ook, ge baseerd op vertrouwen, bleven zeer be langrijk. Dit vertrouwen in de gelijkge stemde anderen was wellicht, volgens Hugenholtz, één van de grondslagen van de mentaliteit van de verzetsdeel nemers. Deze grondslag stond vaak los van de persoonlijke motivatie die van velerlei aard kon zijn. Deze persoonlijke motivatie kon im mers „van alles zijn"; verontwaardiging, politieke overtuiging, geloofsovertui ging, of gewoon: medemenselijkheid, dus ook datgene waaraan Charles een centrale betekenis hechtte. Voorts werd echte zogenaamde heroiek gaandeweg minder van betekenis zoals ook steeds duidelijker werd dat men zichzelf op het spel zette, wel, aldus Hu genholtz, bleef het plegen van verzet uit vrije wil geschieden, en ook vanuit een diepe overtuiging van welke aard dan ook. Overziet men deze situatie dan is dit, volgens Hugenholtz, in feite een typi sche humane constellatie, een mense lijke activiteit niet bepaald door winst bejag, niet uit zucht naar roem, niet ge dreven door het streven naar enig eigen voordeel. Vooral deze aspecten brach ten Hugenholtz tot de uitspraak dat de ze verzetsmentaliteit als echt „buiten gewoon" moet worden beschouwd. Dit vooral door deze echt humane aspec ten, maar ook dus een mentaliteit die nu niet meer herleidbaar is tot of vergelijk baar is met datgene wat de mens nu, in vredestijd, gewoonlijk bezield of bezig houdt. Ook verwijzende naar oorlogs- en con- centratiekamperva ringen prevaleert, volgens Hugenholtz, bij al deze oor logssyndromen de kwalitatieve onher leidbaarheid en onvergelijkbaarheid

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 11