over verzetsmentaliteit en het „verzetssyndroom"
53
spireerde verzetshouding steeds duide
lijker. Dit vooral door de invloed die
werd uitgeoefend door het haast maan
delijks verschijnen van het zeer gede
gen illegale blad „Trouw".
In het eerste nummer van Trouw, fe
bruari 1943, schreef Bruins Slot het
volgende: „Wat de Duitsers ons willen
opdringen is het heidendom. Zo ligt de
antithese. En daarom is er alleen maar
verzet, principieel en totaal verzet mo
gelijk, en: „Die geestelijke oorlog is in
wezen een religiestrijd".
Toch had men in deze kringen aanvan
kelijk ook moeite met het echte gewa
pende verzet.
De aanslag gepleegd op Seijffard in fe
bruari 1 943, werd in het maartnummer
van Trouw afgewezen als „onwettig".
Seijffard was een voormalig chef-staf
van het nederlandse leger en had in
1941 het Vrijwilligers Legioen Neder
land opgericht. Deze geslaagdeaanslag
werd in Trouw omschreven als een „on
wettig strafgericht" een nietteaccepte-
ren „sluipmoord"; „deze strijdwijze
hoort bij volken die op een lagere trap
van ontwikkeling staan". Het kan zijn
dat in deze Gereformeerde kringen de
opstelling in die tijd ook onduidelijk
bleef door de godsdienst onenigheid
welke was ontstaan om de persoon van
de hoogleraar Schilder in 1943. Deze
„Kerk-oorlog" werd ondanks alles in
een hectische bezettingstijd voortgezet
en voerde uiteindelijk, zoals bekend, tot
de zogenaamde syndodale uitzetting
van deze hoogleraar in augustus 1 944.
Van betekenis lijkt dat Schilder zich
aanvankelijk had getoond als een fel te
genstander van het Nationaal Socialis
me. Door de Duitsers was hem zelfs een
publicatieverbod opgelegd.
Curieus blijft hoe Schilder, vanuit zijn
onderduikadres, een felle polemiek
voerde met de toenmalige Gerefor
meerde Synode, maar dit dus uitslui
tend over theologische vraagpunten.
Al met al valt in de publicaties van
Trouw, vooral in 1944, de kentering
waar te nemen voor wat betreft de aan
vankelijke afwijzing van het gewapend
verzet. Het was vooral deTrouw-redac-
teur Van Ruller die hierover schreef. In
het bijzonder nadat hij bevriend was
geraakt met de bekende KP-leider Jo
hannes Post. Van Ruller was sterk onder
de indruk geraakt van het volstrekt se
rieuze van de instelling van deze KP-lei
der. Zo schreef hij dat „hij niet had ge
dacht dat KP-ers ooit zulke serieuze en
principiële kerels waren".
Dit vormde ook wel de achtergrond van
de bekende publicatie van Van Ruller in
het maartnummer van Trouw 1 944 on
der de titel: „Het goed recht van de
overval". Hierin is te lezen: „Het is vol
komen verantwoord dat in Nederland
Gestapo-agenten en andere verraders,
die het leven van de naaste bedreigen,
worden gedood". En: „Zo vecht Neder
land met de wapens in de vuist en het
oog op God gericht".
In Zeeland was in die roerige tijden een
dissonant, die toch soms enige weer
klank vond, het verschijnsel van de zo
genaamde rondzendbrieven van Janse,
destijds schoolhoofd in Biggekerke.
De eerste van deze brochures ver
scheen in 1942 onder de titel: „Onze
houding in deze tijd", voorts verscheen
een soort vervolg hierop in 1 944 onder
de titel: „Wereldnood". In deze brochu
res werd zondermeer op grond van „Ro
meinen 13" aangemaand tot gehoor
zaamheid aan de bezettende macht.
De teneur van vooral de eerstgenoem
de brochure is duidelijk pro Nationaal-
Socialistisch. In de tweede brochure
werd ook een aanval gedaan op de
toenmalige Gereformeerde Synode.
Janse liet zich namelijk kennen als een
aanhanger van Schilder, die zelf dus
nog niet zo lang daarvoor blijk had ge
geven van een duidelijk anti-Nazi ge
zindheid. Het kan zijn dat in Zeeland de
ze controversen soms een negatieve
invloed konden hebben op de verzets
houding.
Een samenvatting.
Uit het vorenstaande kan dus worden
opgemaakt dat de Gereformeerde le
vensovertuiging bij de keuze voor een
actieve verzetshouding - vooral in de
laatste jaren van de duitse bezetting -
van eminente betekenis was. Dit doet
niets af aan de vaak vergelijkbare inzet
van Rooms-Katholieke zijde, dit valt
echter buiten het bestek van deze stu
die. Aanvankelijk bestonden er in de
Gereformeerde kring wel aarzelingen,
gaandeweg groeide dus toch die situa
tie waarin een harmonisch samengaan
ontstond tussen de verschillende drijf
veren die doorslaggevend waren in de
verzetsmentaliteit. Het gaat hier dus om
het samengaan - alsmede het dikwijls
elkaar over en weer versterken - van de
geloofsovertuiging en die specifieke
maar ook unieke aspecten van de ver
zetsmentaliteit zoals die in het voren
staande zijn beschreven. Het bewust
kiezen voor datgene wat door Charles
kernachtig werd aangeduid als de „ille
galiteit van de loyaliteit".
Dit alles was geen sinecure. Immers, er
blijft toch gelden dat de intensiteit maar
ook de specificiteit van al die vaak ui
terst schokkende ervaringen, annex aan
de echte verzetsactiviteit, iets is wat
nimmer vergeten kan en mag worden.
De onuitwisbare indruk die dit soort er
varingen konden nalaten isookaftelei-
den uit de psychiatrische na-effecten,
die soms nu pas bij verzetsdeelnemers
kunnen gaan optreden. Psychiatrisch
beschouwd is een dergelijke „verzets
syndroom" een uniek ziektebeeld. Maar
ook tragisch door het in innerlijke on
vrijheid overgeleverd blijven aan deze
„onvoltooid verleden tijd". Tragisch des
te meer door het niet meer echt kunnen
verwerken van die psycho-traumata die
rechtstreeks verband houden met de
verzetssituatie. Al hoewel het nu in onze
tijd begrijpen hiervan steeds moeilijk
blijkt, laten deze psychiatrische na-ef
fecten toch ook duidelijk zien hoe diep
ingrijpend het kiezen voor en het vol
harden in de echte verzetshouding kon
zijn. Dit was dus een principiële keuze
die de mens voor de rest van zijn leven
kon tekenen. Een getekend blijven wat
ook een wezenskenmerk is van andere
zogenaamde psychiatrische oorlogs
syndromen. Ook in de verzetshouding
ging het om het consequente kiezen
voor en bereid blijven tot een soms uit
zichtsloos lij kende strijd. Dit dus steeds,
en dan letterlijk, met de dood voor
ogen. Het zich gesteld weten tegenover
een niemand ontziende „overheid" voor
wie slechts gold dat de tegenstander
letterlijk geëlimineerd moest worden.
Zoals reeds aangeduid zijn er aanwijzin
gen dat in een dusdanige echt „buiten
gewone" situatie alleen maar de keus
overbleef voor echt humane principes.
Een keuze waarin eigen belang maar
ook eigen behoud niet meer in het ge
ding waren. Evenmin kon in die situatie