over verzetsmentaliteit en het „verzetssyndroom"
54
een hiërarchische, bijvoorbeeld mili
tair-hiërarchische structuur met autori
taire kenmerken, nog van betekenis,
laat staan van nut zijn. Het meest we
zenlijke in die verzetssituatie bleef het
prevaleren van een onbeperkt vertrou
wen, een echte solidariteit. Deze princi
pes leken dus van meer belang dan de
persoonlijke motivatie als zodanig.
Toch kon deze persoonlijke motivatie,
vooral in relatie met de geloofsovertui
ging, tenslotte van veel betekenis zijn.
Dit leek vooral van belang bij het vol
harden en het steeds meer ook per
soonlijk betrokken raken in de verzets
situatie. Een situatie die dan het be
staan maar ook in het letterlijke voort
bestaan, volstrekt kon bepalen. Juist
dan kon groeien het samenvallen van
religieuze drijfveren en die echt huma
ne principes die de verzetsmentaliteit
bepaalden. Toch roept dit een vraag op
en wel: was de religieuze opvatting al
tijd verenigbaar met deze zo karakteris
tieke verzetsmentaliteit? Wat dit betreft
moet toch vastgesteld worden dat een
zogenaamde streng-orthodoxe variant
van het nederlandse Calvinisme soms
een mentaliteit representeerde die on
verenigbaar bleek met de geschetste
verzetsmentaliteit. Deels leek dit samen
te hangen met een „gezags-getrouwe"
instelling die ontleend werd aan autori
taire religieuze principes. Dan werd ook
„Romeinen 1 3" ad absurdum geciteerd.
Dan bleven, ondanks alles, de orthodo
xe godsdienstige opvattingen domine
ren. Dan leek ook de rechtvaardiging
van deze houding nog steeds geba
seerd op de door een eeuwenoude tra
ditie bepaalde geesteshouding waarin
„passiviteit en de lijdzaamheid" her
kenbaar moest blijven. Maar ook bleef
dan prevaleren de zogenaamde „profe
tische" houding die vervreemdend
maar ook verwarrend werkte voor wat
betreft het maken van een echte keuze
ten aanzien van al dat dreigende wat in
de wereld aan de orde was. Dan bleef
kennelijk de godsdienstige preoccupa
tie dermate dominerend dat in het in
nerlijk nimmer ruimte resteerde voor
die motieven die zo kenmerkend zijn
voor de echte verzetsmentaliteit. Dan
bleef de „geest vernauwd" en werden
Bijbeltexten gebruikt als laatste wijs
heid.
De personificatie van deze mentaliteit
in de bezettingstijd was Kersten,
oprichter en eerste leider van deSGP en
daarna ook het eerste Tweede Kamer
lid, voor de oorlog, voor deze partij. Dat
hij, na de oorlog, een van de weinige ka
merleden was die werd geschorst, kon
hij niet goed begrijpen.
Immers in augustus 1945 schreef hij
toch ook: „Nederland is weer vrij. Het is
door de Heere geschied".
Iets van deze mentaliteit werd onlangs
nog eens typerend beschreven door
Henry Knap in zijn verhaal: „De ronde
van '43". Bedoeld wordt het fragment
waarin de hoofdpersoon, met achterop
zijn fiets het joodse meisje voor wie een
onderduikadres moet worden gevon
den, uiteindelijk arriveert bij een
„streng gelovig" boerenechtpaar. Dan
worden de hiervoor genoemde aspec
ten op een navrant-humoristische wijze
beschreven.
Hoe dan ook tenslotte deze „gelovigen"
komen tot een op bijbelteksten gefun
deerde afwijzing, ja zelfs verwerping
van het joodse meisje. Ook dan wordt
aangeduid hoe een dergelijke „ortho
doxe" Calvinistische geesteshouding
afbreuk kan doen aan gewone principes
van mede-menselijkheid. Wel tracht
daarna de hoofdpersoon de bij het
joodse meisje opgeroepen schrik voor
deze „christenen" wat af te zwakken.
Hij zegt dan: „Er zijn altijd warhoofden
die van de Bijbel onzin maken" en „Elke
ketter heeft zijn letter".
Hoe dit ook zij, een dergelijke zoge
naamde streng orthodoxe mentaliteit
was kennelijk onverenigbaar met de
verzetsmentaliteit. In de betreffende
oorlogsperiode waren dit slechts kleine
dissonanten, wanklanken die in het niet
vallen tegenover de indrukwekkende
bijdrage die de echt positieve en on
wrikbare Calvinistische gezindheid
heeft geleverd èn in de verzetsactiviteit
èn in het doen ontstaan van de echte en
zo unieke verzetsmentaliteit.
In Zeeland waar deze specifieke
„streng-orthodoxe" geloofshouding
van betekenis was en ook nog wel is,
vonden deze dissonanten toch, ook in
oorlogstijd, soms enige weerklank.
Gedacht kan nog eens worden aan de
zogenaamde rondzendbrieven van Jan-
se. Ook zijn er aanwijzingen dat in het
verzet in Zeeland, dit soort reiligieuze
controversen soms afbreuk konden
doen aan de acceptatie van de nood
zaak tot verzet.
LITERATUUR.
1J. B. Charles (1 966): Volg het spoor terug. De
Bezige Bij, Amsterdam.
2. J. S. Hoek (1 970): Politieke geschiedenis van
Nederland, Oorlog en Herstel, Sijthoff, Leiden.
3. H. A. Hofman (1 977): Ledeboerianen en Kruis-
gezindten. De Banier, Utrecht.
4. P. Th. Hugenholtz (1970): Onvoltooid Verle
den Tijd. Maandblad Geestelijke Volksgezond
heid, 25, 196-205.
5. P. Th. Hugenholtz (1 980): Hoe buitengewoon
is „buitengewoon"? Maandblad Geestelijke
Volksgezondheid, 35, 1055-1064.
6. L. de Jong (1 974): Het Koninkrijk der Neder
landen in de tweede wereldoorlog, deel 5,
tweede helft, pag. 678, ev. Staatsuitgeverij,
Den Haag.
7. L. de Jong (1 976): Het Koninkrijk der Neder
landen in de tweede wereldoorlog, deel 7,
tweede helft, blz. 1039, ev. Staatsuitgeverij,
Den Haag.
8. Ben van Kaam (1 966): Opstand der gezagsge
trouwen, Zomer en Keuning, Wageningen.
9. Henri Knap (1981): De Ronde van '43,
CCPNB., Boekenweek 1981.
10. A. van der Meiden (1 968): De zwarte kousen-
kerken. AMBO, Utrecht.
11. Annie Romein-Verschoor (1971): Omzien in
Verwondering, deel 2, Arbeiderspers, Amster
dam.
12. Trouw: Een ondergrondse krant, (1978). Een
heruitgave, samenstelling D. Houwaart, J. H.
Kok, Kampen.