ANDERHALVE EEUW KADASTER Toespraak bij de opening van de tentoonstelling 150 jaar kadaster", 25 maart 1982 Ir. A. H. van der Most Wanneer bij een jubileum een beschou wing wordt gewijd aan leven en werken van de jubilaris, gebeurt dit veelal door in chronologische volgorde de belang rijkste punten van de jubileum-perio de in de herinnering terug te roepen, enerzijds om daarmee de jubilaris in een flatterend zonnetje te zetten en ander zijds de toehoorders in de gelegenheid te stellen eens wat nader kennis te ma ken met de persoon in kwestie. Dit beeld projecterend op het Kadaster als 1 50-jarige, zou mij in de uitwerking daarvan voor grote problemen plaat sen, omdat, dusdoende, het toch wel „rijke kadastrale leven" aanleiding zou geven tot een te gedetailleerde en tijd rovende beschrijving, een beschrijving die voor de toehoorders, voor zover geen insider, wellicht toch niet inte ressant genoeg zou zijn. Zeker zou een historisch overzicht „sec" er nauwelijks toe kunnen bijdragen het Kadaster wat uit zijn anonimiteit te ha len, een aspect dat heel nadrukkelijk het naar buiten treden in het kader van de viering van ons 150-jarig bestaan be heerst. Want al mag dan professor De Haan eens gezegd hebben, dat noch de parti culier, noch de overheid op het terrein van rechtshandelingen met betrekking tot onroerend goed één stap kunnen zetten, zonder daarbij te steunen op de kadastrale wandelstok, het blijft toch een feit, dat het Kadaster bij het publiek een tamelijk mysterieus instituut is. Op zijn best kent men het Kadaster als een kantoor (het hypotheekkantoor - de be waring) waar men iets weet omtrent ei gendommen en verder dat er bij het Ka daster mannen werken met rood-witte stokken, die om onduidelijke redenen steeds maar aan het meten blijven en die in negen van de tien gevallen wor den ingeschat als ambtenaren van Rijkswaterstaat. Dit laatste ongetwijfeld omdat bij die dienst de meetaktiviteiten (uitgevoerd door de nu 50-jarige meetkundige dienst van de Rijkswaterstaat) meestal samengaan met spectaculaire wijzigin gen in de terreinsituatie. Als het Kadaster komt meten, is de si tuatie ter plaatse (al lang) gestabili seerd, huizen zijn gebouwd, straten en tuinen zijn aangelegd; waarom dan nog te meten? Dat het hier dan gaat om de vaststelling van veelal onzichtbare grenzen van za kelijk recht, ontgaat, althans in eerste instantie, de mensen. Dat de dienst van het Kadaster in den lande de enige instantie is, die voor het gehele grondgebied van het rijk een vastgoedregistratie-systeem beheert, inclusief de daarbij behorende kartho- grafische afbeelding (het kadastrale plan), met unieke specificaties, waar aan privaatrechtelijke, maar ook pu bliekrechtelijke informatie kan worden ontleend, is een zaak die bij de gebrui kers van het systeem wel bekend is. Het verdient echter aanbeveling de beteke nis en de mogelijkheden tot verdere ontwikkeling en integratie van dit ka dastrale systeem met andere systemen op het terrein van vastgoed-informatie, in het bijzonder ten behoeve van be stuurlijkeinformatievoorziening, in bre dere kring extra aandacht te geven. Dit brengt mij ertoe een beeld van de ontwikkelingen te schetsen, die hebben geleid tot de hedendaagse organisatie vorm en plaats van het Kadaster binnen het overheidsgebeuren, maar waarbij tevens gelegenheid bestaat beelden op te roepen uit het verleden, terwijl ten slotte de contouren van een toekomsti ge situatie worden aangeduid. Voor zover niet bekend zij vermeld, dat de dienst van het Kadaster en de Open bare Registers onder het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde ning ressorteert; dit echter pas sinds 1 juli 1 973. Het Kadaster maakte onge veer 140 jaar, vanaf de oprichting in 1 832, deel uit van de Administratie der Belastingen, en viel daarmee onder Fi nanciën. Dit als gevolg van het feit, dat het Kadaster naar frans voorbeeld en in zijn uitwerking geheel volgens de napo leontische voorschriften (zie Récueil Methodique: tentoonstelling) in eerste aanleg werd opgericht om zoals dit heette: „eene billijke verdeeling der grondbelasting mogelijk te maken". Het departementaal bestuur en het toe zicht over de diverse categoriën kadas trale ambtenaren, als daar waren be waarders, controleurs, ingenieurs-veri ficateur, boekhouders, landmeters, klerken, tekenaars en surnumerairs is in de loop van die 140 jaar diverse malen veranderd. Hierbij valt op, dat er bij voortduring een strijd is gevoerd tussen het registratieve en het technische ele ment binnen de administratieve eenhe den, die tezamen de hypotheken (het openbaar register) en het Kadaster (de boekhouding) behartigden, terwijl daarnaast een streven van het dienst onderdeel hypotheken en kadaster te zamen naar meer zelfstandigheid bin nen het Ministerie van Financiën valt waarte nemen, metandere woorden: te ontkomen aan de bevoogding van de administratie der Belastingen. Wanneer ik spreek over de strijd tussen het registratieve en het technische ele ment binnen de dienst van het Kada ster, dan moet u dat zien als een uiting van spanningen, die zich binnen een verstandshuwelijk zullen voordoen. Een huwelijk, dat in andere landen van Westeuropa lang niet overal gesloten is en zeker niet op dezelfde huwelijkse voorwaarden als in Nederland. Wij heb ben hier te maken met vertegenwoordi gers van twee culturen, aan de ene kant de administratief, juridisch en formeel ingestelde groepering (de bewaarder en zijn medewerkers, waaronder, tot een 15 jaar geleden, de zeer gewaar deerde, maar ook omstreden figuur van de beëdigd klerk) degenen dus die zich in eerste instantie verantwoordelijk achten voor het openbare register en aan de andere kant de vertegenwoordi gers van het, zoals dit vroeger heette, „kunstmatige gedeelte" van het kadas ter, de landmeters, die zich altijd wat vrijer hebben bewogen binnen het ambtelijk bestel, meer praktisch dan formeel dachten en bovendien in die dagen tevens de kadastrale boekhou ding verzorgden. Van hun werk waren de bewaarder en ook de controleur van de grondbelasting in de uitoefening van hun functie overigens voor een goed deel afhankelijk. Deze landmeters hebben altijd een aparte rol gespeeld - moeten spelen - omdat zij de kaarten moesten leveren en de perceelsgewijze indeling te ver zorgen en bij te houden hadden; een opdracht waardoor zij in feite de behar tigers - en dragers - zijn van het spe- cialiteits-principe, dat ons hypothecair stelsel kenmerkt. Zij zijn het ook geweest, die - en uitein delijk met succes - geijverd hebben voor het zelfstandig maken van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 6