45 anderhalve eeuw kadaster Het kantoor aan de Vrijlandstraat te Middelburg. dienst in haar geheel. De polemieken in de Tweede Kamer in 1876, ruim honderd jaar geleden dus, naar aanleiding van een afgekondigd Koninklijk Besluit in december 1875, geven al enig zicht op de interne proble matiek, die later steeds aan de orde is gebleven. Bedoeld Koninklijk Besluit beoogde de instelling van een afzonderlijke organi satie van de dienst van het Kadaster en van de daarmee in verbandstaande werkzaamheden voor de heffing van de grondbelasting. Volgens dat besluitzou erin elke hoofd plaats van een rechterlijk arrondisse ment zowel een bewaring der Hypothe ken als een kantoor van het Kadaster gevestigd worden, elk afzonderlijk be heerd. Men keerde daarbij in zekere zin weer terug naar de organisatie van vóór 1838, toen men de zogenaamde bij zondere bewaringen van het kadaster kende, die in Zeeland, behalve in Mid delburg, Goes en Zierikzee, ook geves tigd waren in Oostburg en in Hulst. (Ik vraag mij af of het notariaat in Zeeuwsch-Vlaanderen voordeel zou zien in terugkeer naar die situatie.) De bewaarder (voordien bewaarder van de verenigde bewaringen van de hypo theken en het kadaster) zou hoofd van het hypotheekkantoor worden en het kantoor van het Kadaster zou door een controleur van het Kadaster worden be heerd. Wanneer men weet, dat aan een kadas terkantoor (weliswaar onder de techni sche leiding en toezicht van een inge nieur-verificateur) als reeds vermeld landmeters waren verbonden, die er uiteraard niets voor voelden hiërar chisch onder een controleur te vallen, dan moge duidelijk zijn, dat dit besluit nogal wat „commotie" veroorzaakte. Voorts ook omdat het de bedoeling was dat meting en schatting voor de grond belasting in één hand zouden komen - de landmeter, die de bijhoudingsme- ting verrichtte zou namelijk in de gele genheid zijn zonder tijdverlies ook de schatting te verrichten en de uitkom sten hiervan gelijk te kunnen boeken mét die van de meting, hetgeen dus tot een vermenging van taken en een ande re positie van de landmeter zou leiden. Het grootste bezwaar achtte men ech ter hierin gelegen dat het Kadaster weer werd gescheiden van de hypotheken. Hierdoor zou het grote gemak (lees doelmatig werken) verloren gaan, dat verbonden is aan het tezamen in één gebouw aanwezig zijn van de hypo- theekregisters (dus de akten en borde rellen) en de kadastrale plans en regis ters (legger e.a.). Overigens werd toén al onderkend, dat voor een vrije ontwikkeling van het Ka daster veel te zeggen viel, omdat het Kadaster een veelzijdige rol kan vervul len en daardoor een zekere zelfstandig heid moest hebben. Behalve namelijk dat het zijn diensten bewijst ter bevor dering van de rechtszekerheid van de grondeigenaren en een meer doelmati ge hypothecaire boekhouding èn (toen nog) een regelmatige aanslag van de grondbelasting en waterschapslasten, heeft men het Kadaster nodig (zie de kadastrale wandelstok van De Haan!) bij andere administraties van het rijk, provincies en gemeenten, waarbij on- roerendgoedgegevens een rol spelen. Ik kom hierop later terug. Bedoeld Koninklijk Besluit van 1875 werd in de kamer slecht ontvangen. Men zag er méér in, dan „een eenvoudi-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 7