betje wolff-bekker (1738-1804) een zeeuwse vrouw van formaat
91
en- twintigste jaar zal bereikt hebben,
word ik, hoogstwaarschynelyk, niet
meer onder de leevenden gevonden.
Immers, dit wagt, dit hoop, dit verlang
ik. Groot zal zyne droefheid zyn. Gy, gy
kent hem; wat behoef ik meer te zeg
gen? Hy, de tederste, de getrouwste zo
wel, als de bemindste aller Vrienden;
hy, zo dierbaar aan het hart van zyne
Lotje. Zyne Lotje! ontrust u niet. Hij was
nooit iets meer voor my, dan een
Vriend; hy heeft my nooit bemind. Gy,
uitmuntende jonge Dame! gy waart, gy
blyft het eenig voorwerp zyner oprechte
iiefde. Gy zyt alleen de meestresse van
zyn onschatbaar hart; alle zyne wen-
schen, zyne begeerten strekken zich tot
u uit. Kon een verstandig Man immer
een sterfelyk weezen aanbidden, u aan
bidt hy! Op u zyn alle zyne uitzichten ge
vestigd.
Daar uw Minnaar myn Vriend was, kunt
gyu niet verwonderen, hoe ikaan deeze
berichten gekomen ben. Myne vriend
schap alleen was in staat, om hem van
zyne onbeantwoorde liefde te troosten.
Aan my betrouwde hy zyn verdriet. In
myn hart zogt hy die bemoedigingen,
die hy zo zeer behoefde.
Met my sprak hy over uw karakter, over
uwe beminlyke persoon, over uwe ver
diensten. Met zyn edel gelaat, bloozend
door liefde, ontroerd door mismoedig
heid, op myne hand gebogen, zuchtte
hy duizendmaal om u, klopte zyn ge
voelig hart voor u.
Myne traanen waren wel eens de stille
getuigen van myn medelyden. Meer
maal ging myne verwondering tot mis
noegen omtrent u over, om dat gy hem
niet beminde.
Is uw hart niet voor een ander ingenoo-
men, waardeert gy zuivere getrouwe
liefde, 6 maak dan mynen Vriend, my-
nen Willem gelukkig! Hy, zo iemand,
verdient uwe onderscheiding. Ik spreek
niet van die voordeelen, die de Natuur
hem gaf; zy moeten een oog, dat wél
ziet, bekend zyn. Maar ik verzeeker u,
dat zy naauwlyks verdienen genoemd
te worden, als men van zyn schoon ka
rakter spreekt. In zyn hart liggen de kie
men van allerlei deugden besloten; zy
zyn gereed, om by gunstige geleegen-
heid, zich allen te ontwikkelen, en tot
eene groote volkomenheid optewas-
sen.
Hy heeft gebreken; maar het zyn, of
overdreevene deugden, of dwalingen.
Komt hy niet onder het zagt en verstan
dig bestier van eene, die hy bemint, dan
kunnen zy hem eens zeer ongelukkig
maaken; ook alleen door zyn berouw
daar over. Hy is trotsch en ligt geraakt,
opvliegend; hy is onbekwaam, om van
een Man de minste belediging te dul
den. Hy zal tot het spel kunnen verleid
worden. Hy zal door vreemde begrip
pen verre kunnen afdryven. Zie daar, dit
zoude een edelmoedig Vyand van hem
kunnen zeggen. - Maar! hy is mensch-
lievend, milddadig. Hy vergeeft volko
men. Hy doet zyn vyand recht. Hy leeft
geschikt. Hy veracht alle losbandighe
den. Mooglyk zou de Sex gevaarlyk
voor hem kunnen worden, indien zyn
hart hem niet in veiligheid stelde; indien
zyn smaak niet te gezond, en zyne ma
niervan denken niette naauw gezet wa
re. De aangenaamheid zyner manieren,
het verbindende van zynen ommegang,
- maar myne zwakke hand kan hem
geen recht doen. Hy, dit moet ik echter
nog zeggen, hy is niet zo verzeekerd van
ons allerheiligst geloof, dat hy niet min
of meer tot twyflary overhelt; dit is zee-
ker, hy is een Jongeling, die denkt, die
waarheid zoekt en bemint; zoude hy
haar niet vinden? zeer zeeker!
Mogt ik myne oogen sluiten in de stille
gerustheid, dat gy hem zult troosten
over den dood van zyne Lotje. Wie zal
gelukkiger zyn, dan gy met uwen eigen
Willem! Immers, indien uw hart vry is.
Mooglyk zal de laster hem vervolgen;
zal hy my in myn graf hooren smaaden.
Weet alleen, dat ik zo onbesmet als on
beschroomd de eeuwigheid intreede.
Geene liefde was immer sterker, noch
zuiverder dan de myne voor hem. U be
minde hy: kon hy struikelen?Myne
liefde voor hem wordt de oorzaak van
mynen dood. Hy was voor my noodza-
kelykgeworden: maarikhebbeaanmy-
ne deugd vastgehouden; ik heb my ge
troost, dit leven te verliezen, en my zelf
te bewaaren.
Zoude ik voor u bloozen over deeze be
kentenis? Neen! Gy kent hem, die my
deeze neiging heeft ingeboezemd: ik
ben, zo al niet gerechtvaardigd, immers
te verschoonen!
Vaarwel, uitmuntende Helder! Omhels
uwe Vriendin Veldenaar, voor
Lotje!Laat zy u voor my aan haar
hart drukken; en als gy, arm in arm ge
strengeld, eene stille traan over my
stort, denk dan met een, hoe gelukkig
dan reeds is
Uwe,
C. ROULIN.
(Deeze na myne begraving adres te gee-
venj
Tenslotte, waarom en waardoor zijn de
schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken
in hun roman Willem Leevend, groot te
noemen? Omdat het hun gelukt is het
romangebeuren dat zich afspeelt in de
briefwisseling tussen Willem, Lotje,
Chrisje Helder en Alida Leevend, Wil-
lems zuster als belangrijkste figuren uit
te beelden tegen de achtergrond van de
typisch Nederlandse maatschappelijke
en de zedelijke wereld van hun tijd.
Uit ons betoog moge blijken dat Betje
Wolff-Bekker een groot Nederlands
schrijfster is geweest, die haar geboor
teplaats Vlissingen eer heeft ge
bracht8), die de relaties met Zeeland
steeds heeft onderhouden en wier
jeugd-ervaringen hun sporen in haar
oeuvre hebben achtergelaten.
Van de tuberculose had ze de kennis die
in haar tijd en in haar kringen verbreid
was.
Door haar uitbeelding van Lotje Roulin
heeft ze een hoog literair peil bereikt.
J. v. Vloten: Elisabeth Wolff-Bekker. Haarlem, I.
de Haan 1 880; Van en over Betje Wolff. J. Dy-
serinck, Vlissingen 7-2-1 884; C. M. Verkroost
M.C. 1981 10-6 maart: Briefwisseling Betje
Wolff-David Henry Gallandat.
2) G. Stuiveling: Rekenschap Amsterdam 1947,
blz. 72-97. Rondom de Economische Liedjes
van Wolff en Deken.
3) Betje Wolff en Aagje Deken. Schrijvers Prenten
boek 20. Ingeleid en samengesteld door P. J.
Buynsters; Hella S. Haasse en Daisy Wolthers
(1979).
Lit. F. XIX 100, 101XXII bl. 1 Conrad Busken
Hu et.
5) J. C. Brandt Corstius: Lotje Roulineen liefde in
de achttiende eeuw zoals zij wordt verhaald in
de Roman Willem Leevend. Tjeenk Willink,
Zwolle 1954.
6) Historie van Willem Leevend door E. Bekker,
wed. Wolff en A. Deken, naverteld door Mevr.
Van Westrheene, deel I, Rotterdam, D. Bollé
1871.
7) Dr. M. H. de Haan in Heerschappy van de Rede
en opstand van het gevoel in Panorama der Ne
derlandse letteren XI bl. 251-272 (1948).
J. Koopmans: De tendens in de Willem Lee
vend. De Beweging 1916 (III) bl. 113, 11 9.
8) Eisabeth Wolff-Bekker: Walcheren, in vier zan
gen (1769).