de stadskranen van middelburg
93
geïnformeerd werd naar de daar gel
dende ordonnantie op de kraan. De be
diening van de kraan te Middelburg
werd in 1 546 geregeld: iedere schipper
zou op zijn beurt worden geholpen, ter
wijl het kraangoed uitsluitend door de
zogenaamde „kraankinderen" verwerkt
mocht worden (kind kan in het middel-
nederlands onder meer knecht of die
naar betekenen). Er waren in 1 552 zes
kraankinderen in dienst. Later werd dit
aantal vermeerderd tot negen en in
1629 zelfs tot twaalf „waar uijt alle ja
ren twee tot kraanvaders sullen werden
gekozen"6).
In voornoemd jaar verordonneerde de
magistraat tevens dat de kraankinderen
tijdens diensttijd geen sterke drank
mochten gebruiken. Men bepaalde in
1661 dat de kraanwerkers analfabeet
dienden te zijn (I), dit vermoedelijk om
fraude met werkbriefjes tegen te
gaan7).
Tot begin 1 9e eeuw bleef het aantal van
twaalf kraankinderen gehandhaafd,
daarna liep het terug: eerst tot acht en
in 1 840 tot zeven. Vanaf het laatste jaar
noemde men de kraankinderen wat mo
derner „kraanwerkers". Ook na het
verdwijnen van de oude kraan bleef het
beroep bestaan, zij het met steeds min
der medewerkers (in 1875: 1 kraan-
meester, 1 assistent-kraanmeester, 3
kraanwerkers; in 1890: 1 kraanmee-
ster, 1 assistent-kraanmeester, 1
kraanwerker, 1 medewerker in tijdelijke
dienst). Tenslotte vinden we in 1900
vermeld: „De bediening van de kraan
geschiedt van 1 Januari 1900 af van
wege den gemeentebouwmeester"8).
Ondertussen was de stadskraan in
1438 door een nieuwe vervangen,
waartoe iemand van stadswege naar
Deventer werd gezonden om Wezels
hout te kopen9). In 1472 is sprake van
een nieuwe kraan buiten de Noord
dampoort10). De kraan aan de Dam
werd in 1 563 van boven verguld 1
De kraan bracht de stad uiteraard nogal
wat geld in het laatje12). Het is dan ook
begrijpelijk dat Middelburg het alleen
recht in dezen wilde behouden en geen
andere stadskranen in haar nabijheid
duldde. Al in de 1 5e eeuw was te Veere
een kraan opgericht en in 1525 wilde
men te Vlissingen dit voorbeeld volgen
(de afloop van deze laatste onderne
ming is overigens niet bekend).
Jonkheer Jan van Trasignies, heer van
Arnemuiden, richtte in 1536 op de
oude Middelburgse havendijk in Mor-
tiere een wip of kraan op. Dit wekte de
woede op van de stadsregering, die
prompt de kraan van Trasignies omver
liet halen. De zaak werd tot voor de
landsheer, keizer Karei V, uitgevochten,
waarbij Middelburg aanvoerde dat
„iedere andere opslag dan ter krane van
Middelburg was verboden"13).
Twee kranen waren er in de Zeeuwse
hoofdstad: een kleine en een grote. Het
kleine kraantje werd in 1712 op de
„nieuwe kaije deser stad" opgesteld en
het werken daarmee behoorde tot de
taken van het St. Jansgilde (korenme
ters, kolen- en kalkmeters, damlopers
chevron
1 9e-eeuwse kraan.
(Foto Johan Sinke, 1982, g.a. Middelburg).