DE VESTIGING VAN DE EERSTE MEDISCHE SPECIALISTEN IN MIDDELBURG (V) De overige specialisten Dr. J. Z. S. Pel De zenuwarts De manier waarop vroeger geesteszie ken verpleegd en behandeld werden vormt een van de zwarte bladzijden uit onze westeuropese cultuurgeschiede nis. Pas in 1 793 spreekt de franse me dicus Pinel de stelling uit dat krankzin nigen zieken zijn met dezelfde rechten op een menswaardige verzorging, ver pleging en behandeling als lichamelijke zieken en verdwijnt de „beestachtige" gewoonte om krankzinnigen achter tra lies te kijk te zetten. Geesteszieken die in hun eigen milieu niet langer te handhaven waren werden in het verleden steeds op plaatselijk ni veau opgenomen. In Middelburg heeft het Simpelhuis als plaatselijke bewaar plaats voor krankzinnigen tot het eind van de 1 8e eeuw dienst gedaan. In de eerste helft van de 1 9e eeuw was deze functie overgenomen door het, aan de Herengracht gelegen, Armziekenhuis welke inrichting een, bij Koninklijk Be sluit vastgelegde, erkenning had om krankzinnigen te mogen verplegen. Te gen het midden van de vorige eeuw moest dit Armziekenhuis, wegens zijn slechte staat, worden afgebroken - op zijn plaats verrees, het nu nog bestaan de, Oude Mannen- en Vrouwenhuis - waarmee de officiële erkenning per Ko ninklijk Besluit van 1 november 1845 kwam te vervallen. Om in de ontstane leemte te voorzien sloot het Provinciaal Bestuur van Zeeland met drie, buiten Zeeland gelegen ziekenhuizen, con tracten af waarmee deze ziekenhuizen, onder andere Delft en Dordrecht, de verplichting op zich namen Zeeuwse geesteszieken op te nemen en te ver plegen. Vanaf 1 845 tot de opening van „Vrederust" gingen alle Zeeuwse gees teszieken, althans zij van wie de opna mekosten door de overheid werden (mee)betaald, naar één van deze drie buiten Zeeland gelegen inrichtingen. Uit het bovenstaande volgt dat in het, in 1866 nieuwgebouwde, Middelburgse Gasthuis geen krankzinnigen in de zin der krankzinnigenwet mochten worden verpleegd. Omdat het Gasthuis in de vorige eeuw de enige inrichting in Zee land was die de naam ziekenhuis ver diende en omdat de hele provincie geen enkele erkende krankzinnigenafdeling bezat, was het onvermijdelijk dat er zo nu en dan toch geesteszieken werden opgenomen. Hiertegen bestond van de kant van het staatstoezicht op de krank- zinnigenzorg ook geen bezwaar mits de patiënt, zodra er plaats was, naar één van de drie aangewezen inrichtingen werd overgeplaatst. Met dit laatste werd echter, vooral als de patiënt een weinig storend gedrag vertoonde, nog wel eens de hand gelicht. Het 1 9e-eeuwse Middelburgse Gast huis had, naast het hoofdgebouw waar in de heelkundige en geneeskundige zalen waren ondergebracht, twee dwarsvleugels die elk een eigen specia le bestemming hadden. De noordelijke dwarsvleugel (die nota bene aange bouwd was aan de keuken!!) diende voor de verpleging van cholera- en ty- phuspatiënten, de zuidelijke voor de verpleging van epileptici (toevallijders). In deze epilepsieafdeling, die bestond uit een mannen- en vrouwenzaal, was in totaal plaats voor ongeveer 16 patiën ten. Het feit dat de 1 9e-eeuwse gast huizen aparte epilepsieafdelingen had den - het Middelburgse Gasthuis was in deze geen uitzondering - wijst er op dat epilepsie in de vorige eeuw niet al leen veel vaker voor kwam dan nu maar ook veel vaker permanente verpleging nodig maakte. De volgende causaliteitsketen maakt dit begrijpelijk. De extreem slechte woonomstandigheden (geen zonlicht) had tot gevolg dat Engelse ziekte (rha- chitis) in de 1 9e eeuw, vooral onder de arme bevolkingslaag, algemeen voor kwam. De vaak ernstig vernauwde bek kens die hier het gevolg van konden zijn leidden er toe dat „zware" tangverlos singen aan de orde van de dag waren waardoor er relatief veel kinderen ter wereld kwamen met een, tijdens de ge boorte verkregen, hersenletsel. Onder de kinderen die dit geboorteletsel over leefden waren er velen bij wie zich later een zogenaamde secundaire epilepsie manifesteerde. Omdat de vorige eeuw geen geneesmiddelen kende die de fre quentie en de zwaarte van de toevallen konden dempen kwamen er toevallij ders voor die soms vele malen per dag de zwaarste aanvallen hadden. Het wa ren dit soort stakkers die op de epilep sieafdelingen van de gasthuizen terecht kwamen. Omdat de vorige eeuw nog geen zwakzinnigenzorg kendefungeer- de deze epilepsieafdeling ook als be waarplaats voor die zwakzinnigen die, om wat voor reden, niet thuis konden blijven terwijl ook alle geesteszieken die clandestien in het Gasthuis waren opgenomen op deze afdeling werden ondergebracht. Tenslotte fungeerde deze verzamel plaats van zwakzinnige en krankzinnige stumpers ook nog als sterfhuis voor hen, die in een eindfase van de meest afschuwelijke infecties (gangraen), we gens de stank die ze verspreidden, niet langer op de heelkundige of genees kundige zalen konden worden gehand haafd. In het toch al troosteloze 1 9e-eeuwse Middelburgse Gasthuis moet de afde ling voor epileptici een waar oord der verschrikking zijn geweest. N.B. Dit trieste beeld geldt het 19e-eeuwse gasthuis in zijn algemeenheid. Er is geen enkele aanwijzing dat het Middel burgse Gasthuis slechter was dan zijn soortgenoten. Integendeel, de vele vra gen om inlichtingen die het bestuur der Godshuizen van andere gasthuisbestu- ren ontving, wijst erop dat hetZeeuwse hoofdstedelijke ziekenhuis eerder een gunstige dan een ongunstige uitzonde ring moet zijn geweest. In mei 1893 ontving het bestuur der Godshuizen een officiële brief van de inspecteur van het staatstoezicht op de krankzinnigenzorg waarin stond dat het de inspecteur, tijdens zijn laatste in spectiebezoek gebleken was, dat er in het Gasthuis minstens tien krankzinni gen permanent werden verpleegd. De inspecteur biedt het bestuur twee alter natieven aan: of onmiddellijke over plaatsing van deze patiënten naar een erkende inrichting of het indienen van een aanvraag voor een machtiging om krankzinnigen te mogen verplegen. De inspecteur zelf voelt het meest voor het laatste. Omdat Zeeland geen enkele er kende inrichting heeft lijkt hem een of ficieel opvangstation in de provinciale hoofdstad een zeer nuttige zaak. Het bestuur der Godshuizen voor wie, zoals steeds, het kostenaspect op de eerste plaats komt, staat hier voorlopig zeer afwijzend tegenover. Pas als blijkt dat er van kostenverhoging nauwelijks sprake is - verbouwd hoeft er niet, al leen de deuren moeten op slot - en na-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 17