135 BIJ AVOND In geen geval zou het lang geduurd hebben. De ervaring van jaren maakt het mij duidelijk. Maar toch is het Lot hier te overhaast een eind aan komen maken. Het mooie leven was kort. Maar hoe sterk waren de parfums, op welk een heerlijk bed gingen wij liggen, aan welk een genot wijdden wij onze lichamen. Een weerklank van de dagen van genot, een weerklank van die dagen is mij nader gekomen, iets van de gloed van ons beider jeugd: in mijn handen nam ik weer een brief, en las en herlas tot er geen licht meer was. En ik ging naar buiten op het balkon, melancholiek, naar buiten om mijn gedachten te verzetten door te kijken althans naar een hoekje van de stad die ik liefheb, naar wat bedrijvigheid op straat en bij de winkels. DE ZON VAN DE NAMIDDAG Deze kamer, hoe goed ken ik hem. Nu staan hij en die er naast te huur ais kantoorruimte. Het hele huis werd kantoorgebouw voor makelaars, handelaars. Vennootschappen. O deze kamer, hoe vertrouwd is hij. Dicht bij de deur hier was de sofa en daarvoor een turks tapijt. Vlakbij de étagère met twee gele vazen. Rechts, nee, er tegenover, een spiegelkast. in het midden de tafel waaraan hij schreef en de drie grote rieten zetels. Naast het raam was het bed waarop wij elkaar zo dikwijls hebben liefgehad. De arme dingen zullen nog wei ergens te vinden zijn. Naast het raam was het bed: de zon van de namiddag kwam tot halverwege. Om vier uur 's namiddags zijn wij uit elkaar gegaan slechts voor één week.Helaas, die week werd eeuwig.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 25