planologische en ecologische aspecten van de vaste oeververbinding westerschelde 153 20 km langer. Het is duidelijk: de centrale zeeuwse weg met VOW moet de slagader vor men van een nieuw, dynamisch Zee land. De industrie zal toestromen, even als de toeristen. Immers, het toeristisch sterkonderbezetteZeeland kan hét toe ristengebied bij uitstek worden voor de Belgen en Noordfransen, omdat Zee land voor hen, dankzij de VOW be reikbaar zou worden. Het bovenstaande laat zich kortweg herleiden tot een tweetal hoofdargu menten vóór de aanleg van de VOW: a. De VOW is een onmisbare schakel in het internationale, nationale en regionale verkeer; b. De VOW maakt de (leeg geachte) kustgebieden van Zeeuwsch- Vlaanderen en Midden-Zeeland veel beter bereikbaar voor een grote stroom toeristen. Het is verbijsterend te zien, dat deze ar gumenten de discussies èn de openba re stukken tot circa 1 974 volledig heb ben beheerst (12,3,4). Wat altijd ont broken heeft, is een studie naar de mo gelijke nadelen van dergelijke groot schalige industriële en recreatieve ont wikkelingen voor Zeeland, de infra structuur, het Zeeuwse landschap en het natuurlijk milieu. Inmiddels is de tijd voortgeschreden en hebben er zodanige ontwikkelingen plaatsgevonden, dat de beide hoofdar gumenten van de provincie vóór de VOW op dit moment van geen waarde meer zijn. Immers, de centrale Midden- Zeeland-route werd reeds in de studie „De ontwikkeling van Zuid-West-Ne derland" van de Rijks Planologische Commissie uit 1970 onwenselijk geacht. Wellicht nog belangrijker is dat in 1 977 deMinistervanVerkeer en Wa terstaat besloot het om planologische redenen (centrale ligging in de provin cie) uitverkoren tracé Terneuzen-Elle- woutsdijk niet over te nemen doch te kiezen voor het bijzonder excentrisch gelegen tracé Kruiningen-Perkpolder. Planologische argumenten bleken on dergeschikt aan argumenten van aan- legtechnische aard. De provincie heeft daar noodgedwongen mee in moeten stemmen. Daarmee waren de interna tionale, de nationale en ten dele de re gionale aspiraties van de baan. Geconstateerd kan worden dat het stre ven om de VOW te realiseren overeind bleef, zij het met andere argumenten. Vanaf 1 975 spreekt men over het door breken van het dubbelzijdig isolement van Zeeuwsch-Vlaanderen. Men spreekt over een „grensgebied in het kwadraat" en over de „ontsluitings- Afb. 1 1: Sloe en Kaloot; 3: Mosselbanken; 5: dreigende inpoldering 2: Schorren van Bath; 4: Zwarte Polder; n de plaat van Ossenisse. waarde" van de VOW (8). Momenteel spreekt men liever over „het doorbreken van het psychologisch isolement van Zeeuwsch-Vlaanderen". Men kan zich afvragen, in hoeverre dit argument denkbeeldig is. Immers, Zeeuwsch-Vlaanderen beschikt over de weg over prima verbindingen via België met Nederland en er bestaat een uitste kende veerdienst met Midden-Zeeland. Vanuit grote delen van Oost-Zeeuwsch- Vlaanderen is men via België sneller in Brabant dan via de VOW ooit zal kun nen. De culturele centra van België, waar de Zeeuwsvlaming op is georiën teerd, blijven veel dichterbij dan die (veel kleinere) centra in Midden-Zee land. Zo er al sprake is van een isole ment dan heeft de provincie verzuimd dit te verzachten. Er is in de Staten im mers regelmatig gepleit voor een nachtboot, al was het maar in het week einde. G.S. vonden dit te duur en men stelde dat er te weinig belangstelling voor zou zijn. Er is zelfs geen proefpe riode geweest! Met andere woorden: het isolement is een uiterst relatief be grip. Wij kunnen de VOW niet anders zien dan een iets gemakkelijker verbin ding, althans voor bepaalde verkeersca- tegoriëen, dan een veerpont. Op basis van uitsluitend dit argument, een mak kelijker verbinding waardoor een rela tief isolement wellicht iets wordt ver minderd, is besloten de aanleg van de te verheffen tot uitgangspunt van twee relevante streekplannen: Oost Zeeuwsch-Vlaanderen (1977) en Mid den-Zeeland (1 982). De bezwaren tegen de VOW In de bovenstaande paragraaf is ge schetst op welke dramatische wijze er een wending is gekomen in de argu menten vóór de VOW. Sommige be zwaren zijn daarmee van minder ge wicht geworden, andere hebben de toets destijds wel degelijk geheel door staan (9) en sluiten uitstekend aan bij het huidige Rijksbeleid. Directe landschappelijke en ecolo gische effecten In de in het voorgaande reeds aange haalde ETI-rapporten sprak men zich duidelijk uit voor het tracé Terneuzen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 11