planologische en ecologische aspecten van de vaste oeververbinding westerschelde 155 bij de Westerscheldeveren (én de Zee- landbrug!) (Afb. 2). Deze ontwikkeling staat in schrille te genstelling tot de verwachtingen in vroeger jaren. Lineaire extrapolaties, uitgaande van een zeer beperkt aantal jaren, leidde tot voorspellingen van het vervoer door de VOW van een exorbi tante omvang (tabel 2, 3). Opvallend is dat de prognose uit 1 963 (1voor het verkeer over de veren in 1 970 en 1 980 de werkelijkheid redelijk benaderd. Alle latere prognoses voor het verkeer moe sten keer op keer worden bijgesteld in neerwaartse richting. Nu het totaal aan bod te vervoeren auto's zelfs daalt, is een nieuwe bijstelling noodzakelijk. Tenslotte kan nog gewezen worden op het niet onbelangrijke feit, dat de VOW niet toegankelijk is voor fietsers, brom fietsers, landbouwwerktuigen en be paalde categoriën gevaarlijk vervoer. De belemmering van de overtocht dreigt nu absoluut te worden. Men stelt wel dat het probleem van de fietsers oplosbaar is, maar hoe, is nog steeds onduidelijk. In een tijd waarin de fiets een steeds belangrijker plaats gaat in nemen, dient de te treffen voorziening én de mogelijkheden voor het transport niet minder te worden dan momenteel. Indirecte effecten Een vaste oeververbinding maakt ont wikkelingen mogelijk die anders niet of in veel geringere omvang zullen optre den. Het heeft, hoe dan ook, een directe invloed op de structuur van een gebied: Hoe dit zich zal uiten op de infrastruc tuur, is op dit moment onzeker. Bij een verkeersaanbod, dat zich bevindt op het niveau van hetgeen nu met de veer pont overgaat, zal het effect op de we genstructuur te verwaarlozen zijn. Dat is niet het geval als dat aanbod sterk zou toenemen. Een vaste verbinding schept wel veel gunstigervoorwaarden voorde stimulering van industriële activiteiten in de toch al overbelaste Kanaalzone. Het kan de roep om het inrichten van de Axelse Vlakte voor de industrie verster ken. Het kan bijdragen tot het alsnog aanleggen van het Baalhoekkanaal en de vestiging van industrie er langs ten koste van het land van Saeftinge. Het Baalhoekkanaal is nu wel uit het streek plan geschrapt, maar het maakt een in «t5^ H'0 H'5" iqjs- |i)8o KjSl Afb. 2. De ontwikkeling van het vervoer van auto's over de Westerscheldeveren van 1955-1981. tegraal onderdeel uit van de beruchte waterverdragen met België. Tenslotte valt een nog grotere recrea tieve druk op deZeeuwsvlaamse kust te verwachten. Evenals in Midden-Zee land is de planologische problematiek door de enorme aantallen toeristen nu al bijna niet te overzien en gevreesd kan worden dat natuur en landschap in de kuststreek daar nog meer onder te lij den zullen hebben. Kortom, deVOW kan (on)gewilde, (on)- voorziene ontwikkelingen in gang zet ten, die het ZCO als ongewenst ervaart. De planologische afweging HetZCO heeft duidelijke directe en indi recte effecten van de VOW aangevoerd. De provincie heeft wel kennis genomen van deze bezwaren, doch er is nooit een duidelijke planologische studie ver schenen waarin op enkele alternatieven (wel of geen VOW) werd ingegaan en waarin de bezwaren werden getoetst. Gaarne beroept men zich op de proce dure in het kader van de tracévaststel ling door de Raad voor de Waterstaat in de jaren 1 973-1 975 (5). De raad heeft de bezwaren van het ZCO beoordeeld en tevens erkend dat ze steekhoudend waren. Echter vond men de VOW van een zodanig belang, dat dit doorslagge vend moest zijn. In 1 977 heeft de Mini ster van Verkeer en Waterstaat, con form het advies, het tracé vastgesteld. Sedertdien heeft de provincie aangege ven dat de VOW van een zodanige bo- venlocale betekenis moest worden geacht, dat een discussie over de VOW in het kader van een streekplan en van het bestemmingsplan onjuist is. De pla nologische afweging was immers ge schied door de Raad voor de Water staat! Het ZCO deelt deze opvatting absoluut niet. Want juist het streekplan én het bestemmingsplan moeten de planolo gische afwegingskaders vormen voor dergelijke ingrijpende projecten. Hoe men er ook over mag denken, de Raad voor de Waterstaat is een sectorale Raad evenals de Minister van Verkeer en Waterstaat een sectorale minister is. Het gaat niet aan een afweging van een sectorale Raad als beslissend voor pro vinciaal beleid te hanteren. Immers, sectorale besluiten zijn volgens vastge stelde jurisprudentie niet AROB-gevoe-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 13