het voorkomen van de fuut (podiceps cristatus I.)
oostelijk zeeuws-viaanderen in een zeeuws perspectief
167
Dit heeft zijn weerslag op het karakter
der kreken. Er treedt een versneld ver-
iandingsproces in door de, over het al
gemeen genomen, lagere waterstan
en. Open kreken met smalle rietkragen
orden uitgebreide rietmoerassen met
daartussen grote en kleine stukken
open water. Een ontwikkeling die in ons
gewest in de jaren zestig en zeventig
snel en opvallend is verlopen. Ten ge
volge van genoemde werkzaamheden
is in een groot aantal kreken en waterlo
pen een versneld ontziltingsproces op
gang gekomen. De aanvoer van zoet
polderwater van de dekzandgronden
van de grensstrook en Belgisch achter-
and is aanmerkelijk verbeterd (Buise,
1 977). In de vegetatie is dit op diverse
plaatsen reeds duidelijk te merken. De
halophyten maken hoe langer hoe meer
plaats voor indicatoren voor een zoeter
milieu als Lisdodde, Egelskop en Dot
terbloem. Op deCanisvliet bijvoorbeeld
is Lisdodde sterk in opmars ten koste
van Riet (Van den Steen, 1 970, 1 971
1972).
Aldus wordt nu een optimaal broedbio-
toop voor de Fuut gecreëerd. Een con
stant zomerpeil en een uitgebreide
oevervegetatie zijn beide ideaal voor
het inplanten van het vastgeankerdefu-
tennest.
Gedurende de laatste decennia heeft de
natuurbeschermingsgedachte ook re
gionaal belangrijk aan terrein gewon
nen. Er is geleidelijk een mentaliteits
verandering gaande waarbij iets ge
nuanceerder wordt gedacht over het al
of niet nuttig of schadelijk zijn van een
soort. Ook met betrekking tot de Fuut is
deze verandering merkbaar. Werd de
soort vroeger vervolgd door beroeps
vissers, momenteel is dit nauwelijks het
geval. Nu was de soort hier voor zover
bekend erg zeldzaam zodat zij de vis
sers weinig schade berokkend zal heb
ben. Over de periode vóór 1 930 hebben
we geen enkele aanwijzing. Tegenover
deze verminderde vervolging door be
roepsvissers staat een sterk toegeno
men sportvisserij met alle gevolgen van
dien. Nog steeds, maar nu door sport
vissers (waaronder zeer veel Belgen)
worden nesten van de Fuut moedwillig
vernield (Buise, 1977). Gelukkig ge
beurt dit incidenteel. Verstoring is een
andere schaduwkant van deze men
senvloed die de kreekoevers als het
ware overspoelt. Plaatselijk vernielen
van de oevervegetatie ter verkrijging
van „Lebensraum" of om er de meest
wanstaltige bouwsels neer te zetten
en komt veel voor. Aan een aantal kre
ken is deze laatste ontwikkeling onder
tussen teruggedrongen door de aanleg
van vissteigers (Canisvliet en Zestig
voet) en het afbreken van deze wild
groei (Groot Eiland, Zestigvoet, Canis
vliet). Langs sommige kreekoevers mag
niet (meer) gevist worden (Groot Eiland,
Canisvliet, Vlaamse Kreek).
Een ander aspect is de waterrecreatie.
Maas (1 978) wees hier al op in zijn stu
die van de Otheense Kreek. Aan de twee
andere kreken in oostelijk Zeeuwsch-
Vlaanderen waar we waterrecreatie
hebben - Braakman en Grote Vogel - is
ons eveneens gebleken dat Futen zich
gedurende de broedtijd vrijwel uitslui
tend ophouden in die gedeelten waar
geen bootjes of zwemmers mogen ko
men. Interessant in dit opzicht is het
geen men in West-Duitsland heeft vast
gesteld. In rustige gebieden nemen ze
daar toe, in gebieden waar de water
sport en sportvisserij geen beperkingen
worden opgelegd gaat de soort achter
uit (Teixeira, 1 979).
In een poging het spaarzame voorko
men van de Fuut in Zeeland te verklaren
Verspreiding van de 60 onderzochte locaties met betreking tot de biologische klassificatie en de chloridege-