1 het voorkomen van de fuut (podiceps cristatus I.) in oostelijk zeeuws-viaanderen in een zeeuws perspectief 169 den Boogert (1979) zes groepen die door een bepaalde soortensamenstel ling konden worden gekarakteriseerd. In bijlage 1 is deze klassificatie verkort weergegeven. De groepen 1 t/m 4 zijn vooral tot Zeeuwsch-Vlaanderen be perkt. Het Braakmangebied vormt hier in een aparte groep 4. Voor de rest van Zeeland ligt het zwaartepunt in de groe pen 5 en 6 met enkele vertegenwoordi gingen in de groepen 3 en 4. Bij een overeenkomstige analyse naar diverse aspecten van het chloridegehalte bleek het gemiddelde chloridegehalte de be langrijkste discriminerende faktor te zijn voor het verkrijgen van drie zout- clusters (bijlage 2). Beide klassificaties zijn nauw met elkaar gecorreleerd (Van den Boogert, 1979). Allerlei waterin- sekten als Wantsen, Kevers, Mugge- en Libellelarven nemen bij toenemend zoutgehalte af. Ook amfibiën en hun larven kunnen al te brak water niet ver dragen. We zien dat een toch wel be langrijk deel van het futenmenu in de rest van Zeeland maar spaarzaam voor komt. Trek-, zomer- en winterconcentra- ties in oostelijk Zeeuwsch-Vlaande ren De Fuut kan het gehele jaar door in oos telijk Zeeuwsch-Vlaanderen worden waargenomen. In de broedgebieden neemt vanaf eind augustus/begin sep tember het aantal vogels sterk af. Op sommige kreken echter - Canisvliet, Groot Eiland, Grote Vogel - kunnen ge durende zachte winters zo nu en dan vogels worden gezien. Ook van andere kreken waarze normaliter niet broeden, zijn incidentele waarnemingen (Zwar- tenhoek. Kanaal Gent-Terneuzen, Otheense Kreek). Op de Braakman ech ter - reeds vanouds een pleisterplaats van Futen - kunnen we de soort dan juist verwachten; soms al vanaf juli (fi guur 6). Ze beperken zich daar tot twee plaatsen: de spaarbekkens bij Philippi ne en het noordelijk deel van de ooste lijke Braakmankreek. Dit is in tegenstel ling tot vroeger - in de jaren vijftig, pas na de indamming - toen ze merendeels buitendijks verbleven. Suetens c.s. (1 961spreken van 89% trekkers bui tendijks en de pleisteraars gewoonlijk binnendijks. De laatste jaren (tot de in poldering van de Mosselbanken in 1976) was de soort er buitendijks een zeldzame gast en trekker in zeer kleine aantallen (1 -5 ex.). In de nadien aange legde Braakmanhaven is de soort even min algemeen. Het aantal van 75 ex. op 6 januari 1 980 is dan ook uitzonderlijk voor de huidige situatie. Tot oktober zijn de aantallen in de Braakman over het algemeen niet groot, meestal bene- 36 32 28 24 20 I 16 12 - 12 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Figuur 6. Gemiddelde maxima per maand in de Braakman berekend over de periode 1 975-1 978. Noordelijke Braakmankreek Spaarbekkens Totaal Braakman x V2.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 27