het voorkomen van de fuut (podiceps cristatus I.) in oostelijk zeeuws-vlaanderen in een zeeuws perspectief 171 noemen: Ansjovis sedert 1 950, spoe dig gevolgd door Haring en sinds 1 970 is ook de Spiering nagenoeg niet meer waargenomen (Sponselee en Buise, 1979). Dit zijn allemaal kleine tot tame lijk kleine oppervlaktevissen. In het voorgaande is getracht een en an der te schetsen over het wel en wee van de Fuut in oostelijkZeeuwsch-Vlaande- ren. Tevens tracht het enige duidelijk heid te geven met betrekking tot de uit zonderingspositie waarin deze streek zich bevindt ten opzichte van de rest van Zeeland. Na de bestudering van de gegevens ligt het meest voor de hand het chloridege halte te bestempelen als de voornaam ste faktor die een voorspoedige uitbrei ding van de Fuut in Zeeland in de weg 9 8 7 G 5 4 stond en staat. Het meest waarschijnlijk lijkt ons een voedsel kwestie met be trekking tot de jongen maar ook gebrek aan nestgelegenheid kan een faktor zijn. Oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, dat als gevolg van zijn geografische lig ging al van nature gezegend was met een lager zoutgehalte, was en is hierop een gunstige uitzondering. In dit ver band was misschien het jaar 1 976 te kenend voor de situatie. Door de zeer droge zomer kreeg men overal (dus ook in oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen) te maken met extreem lage waterstanden dus hoge chloridegehalten). Bij de Fuut zien we in dat jaar eveneens een lichte afname in het aantal broedparen dat jongen groot bracht. Toch blijftdit alles slechts een hypothe se. Een onderzoek zoals indertijd door r I Geiger (1957) uitgevoerd naar de maaginhoud van een aantal jonge Futen (in verschillende leeftijdsklassen) af komstig uit alle delen van Zeeland zou meer licht op deze zaak kunnen werpen. Dit verslag zou niet tot stand zijn geko men zonder de medewerking van een groot aantal personen die hun waarne mingen en bevindingen aan mij of aan het archief van Vogelwacht oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen „De Steltkluut" afstonden. Ongepubliceerde gegevens van navol gende personen zijn verwerkt: P. Aerts, G. vanAvermaet, G. den Blaau- wen-Kerst, R. Bleijenberg, M. Buise, N. Buise-van Giesen, H. Bun, J. Calle, L.. Calle, H. Castelijns, H. Coppens, E. Ge- ricke, B. Grootjans, F. Haak, C. d'Hae- nes, J. den Hamer, H. van de Hoeve, G. Huyskens, A. de Kind, M. Kindt, A. Klaassen, W. van Laere, J. Maas, H. Maas, P. Maas, J. Maebe, A. Mangnus, P. Mangnus, E. Marteijn, J. Morcus, G. Ottens, K. Ottens, L. Persijn, C. Riems lag, Th. de la Ruelle, J. van der Sande, T. van der Sande, G. Sponselee, J. van den Steen, F. Tombeur, T. Totté, H. van der Vloet, H. Voet, A. Vonck, W. Wisse, T. IJsebaert. 1964 65 6 6 67 6 8 6 9 7 0 71 72 73 74 75 76 7 7 78 79 Figuur 9. Populatieopbouw in de waterloop Groot Eiland-Hulst over de periode 1 964-1 979. Totaal Groot Eiland Buitenvest Berriekreek Nassauput Figuur 8. Broedgevallen van de Fuut in oostelijk Zeeuwsch-Vlaanderen. 1 942 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 01 Groot Eiland 11 1 1 11 11 1 11 1121212322233533565 02 Grote Vogel 1 1 X1 22 2XXXXX--11-11-1 03 Vlaamse Kreek 1 11 04 Otheense Kreek 1 1 1 1 1 XX-1 - -- -- -- - 05 Achterste Kreek 1 11 11 1 1 1 - - 1 1 2 06 Canisvliet -- 1 1 -25467471311 8911 98783 1 07 Opspuiting Axel 31 ------41XXX2 08 Axelse Kreek 311 2332XXXX11312222 09 Moerbeek 2 - - 1 2 10 Buitenvest -\ 222233 11 Mariapolder - - - 1 13 Braakman ______________________1____1 -\ 14 Voorste Kreek 1 1 1 2 2 1 15 Grote Gat 1 1 1 1 -\ 16 Nassau 1 17 Zestigvoet 1 1 18 2e Verkorting 1 1 1 1 1 3 19 Zandput 1 20 Zwartenhoek X - - - - - - - - - - - - - 21 Konijneput 1 1 X X 1 22 P.b.gat 1

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 29