25 jaar diho: een kijkje in verleden, heden en toekomst van het milieuonderzoek in het deltagebied 151 en het gebruik van de stormvloed kering komen aan de orde. Ambtelijke com missies waarin ondermeer mensen van het DIHO zitting hebben, buigen zich over het wel en wee van onze mooiste zeearm. Het DIHO staat aan het front. Het gonst van de activiteiten. Een grote hoeveelheid extra onderzoek komt van de grond. Straks in 1 986, of misschien later, ligt de Oosterschelde achter een half-open dam. Een maatschappelijk compromis dat anno 1982, inflatie meegerekend, al 6 miljard gulden moet kosten. Alhoe wel de DlHO-medewerkers zelden op de barricaden hebben gestaan, heeft hun deskundig feitenmateriaal in ruime mate bijgedragen aan de uiteindelijke politieke keuze. Toch vragen de biolo gen uit Yerseke zich achteraf wel eens af: Hadden we onze monden destijds verder moeten opendoen? Hadden we toen de tijd daarvoor rijp was sterker moeten pleiten voor dijkverhoging? Maar dat is nakaarten. De toekomst van het DIHO De afgelopen tien jaar is veel aandacht besteed aan de ontwikkelingen van het zoute Grevelingenmeer. Voortbouwend op de kennis die daar verzameld is, is men enkele jaren geleden begonnen aan de Oosterschelde. Veel onderzoek concentreert zich momenteel op deze zeearm. Dit ligt ook voor de hand in ver band met de bouw van de stormvloed kering. De kering in de mond van de Oosterschelde zal, naar nu nog wordt aangenomen, in 1986 klaar zijn. De zeearm zal alleen al door de aanwezig heid van de open dam sterk veranderen. Oecologische processen voltrekken zich langzaam en het zal zeker tien tot vijftien jaar duren alvorens het nieuwe oecosysteem tot een zekere sta bil iteit is gekomen. Er kunnen zich onverwachte ontwikkelingen voordoen, netzoals dat bij het Grevelingenmeer het geval was, die begeleiding vereisen. Niet alleen de Oosterschelde vraagt aandacht. De nazorg van de Deltawer ken en het optimaliseren van het beheer van de Deltawateren vergen voortdu rend onderzoek. Ook de zoete bekkens, het Haringvliet-Hollands Diep, het toe komstige Markiezaatsmeer, Zoommeer en Volkerakmeer kunnen niet aan hun lot worden overgelaten. Daarvoor zijn de belangen van zoetwatervoorziening, visserij, recreatie, natuurbehoud en scheepvaart te groot en te sterk met el kaar in conflict. Samenwerking met de hoofdafdeling Milieu en Inrichting van de Deltadienst blijft vooropstaan. Daar naast houdt het DIHO zijn vizier open naar alle partners die eerder in dit stuk genoemd zijn. Over enkele jaren zal het DIHO zich gaan richten op de Westerschelde, een tot nu toe verwaarloosd water, zowel wat het onderzoek als de milieuhygiëne betreft. De Westerschelde is één van de laatste twee echte estuaria die we m Nederland nog hebben. Er liggen aan dit water enkele naar Europese begrip pen zeer belangwekkende natuur gebieden, de Hooge Platen en de brak waterschorren van het Verdronken Land van Saeftinghe. De Westerschel de is vervuild. Sanering van de water kwaliteit op basis van internationale af spraken is noodzakelijk. Een ander toekomstig onderzoekster rein is de zogenaamde Voordelta, het kustgebied met stranden, groene strandvlaktes en duinen dat zich vóór de Deltadammen aan het ontwikkelen is. Potentieel gezien heeft deze langge rekte kuststrook een hoge natuurwaar de die nog kan toenemen door de aan leg van waterbouwkundige construc ties. Het kwaliteits- en kwantiteitsbeheer van ons oppervlaktewater is een bron van voortdurende zorg voor onze over heid. Nieuwe milieuwetten waarvan de uitvoering ondermeer is opgedragen aan de Waterschappen, Rijkswater staat en Staatsbosbeheer, vragen on dersteunend onderzoek. Ook de uitvoe ring van de nieuwe Milieu Effect Rap portage vraagt om biologische exper tise. De anthropogene vervuiling van de Deltawateren met zware metalen, pes ticiden, PCB's en radionucleïden vormt een probleem waarmee generaties na ons opgescheept zitten. Fundamentele kennis over verblijfstijden van vervui lende stoffen in water en bodem en de schadelijke effecten op planten en die ren is nog maar erg pover. Voor het DIHO ligt op dit terrein een grote taak. Ondermeer betaald vanuit buitenlandse fondsen is reeds een hoeveelheid hoog waardige analyseapparatuur aange schaft. Enkele medewerkers zijn al be gonnen aan oriënterend onderzoek op dit terrein. Een ander facet betreft de inkrimping van het wetenschappelijk onderzoek aan onze universiteiten en hogescho len. Er bestaat een duidelijke trend, in die zin dat universitaire medewerkers zich steeds meer met onderwijstaken, en steeds minder met onderzoek moe ten gaan bezighouden. Een Akademie- instituut als het DIHO zal een deel van het wegval lende onderzoek voor zijn re kening nemen. De praktisch toepasbare elementen hebben daarbij de voorkeur, aangezien ongericht, zuiver weten schappelijk onderzoek, als een culture le luxe, te duur is geworden. Het DIHO zal zijn onderzoeksbeleid zo richten dat het instituut steeds meer een brugfunc tie gaat vervullen tussen het fundamen tele onderzoek enerzijds en het toege paste onderzoek anderzijds. Met de universitaire instituten zullen afspra ken worden gemaakt om straks, onder de twee-fasen structuur, een voldoende aantal studenten te krijgen die inge schakeld kunnen worden bij de lopende projecten. De pogingen om nationale, maar vooral ook internationale projecten en op drachten in huis te halen zullen worden geïntensiveerd. Het DIHO zal nog actie ver dan nu al het geval is de weten schappelijke markt opgaan om haar in komsten veilig testellen, buiten de slin kende hoeveelheid geld in de staatsruif om. Oecologie is een exportartikel ge worden. Vooral nieuwe en inventieve oplossingen van beheersproblemen vormen een gevraagd produkt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 9