De woningwet van 1901 Een instrumentarium voor het rijk en de gemeente wonen in middelburg 199 'Ik begrijp niet, dat Bimmel het erwten lezen een foltering noemt, daar ze toch doorzijn eigen vrouw dagelijks worden uit gezocht, en nog al dikwijls ook door hem zelve, hetgeen ik hem niet toereken als een smaad, neen, ik noem het een eere, dat men, als men vermeent met zijn weekloon niet in alle behoeften te kunnen voorzien, alles tracht aan te wenden om op eerlijke wijze voor zijn huishouding de inkomsten te vermeerderen. Neen, ik acht het veleer een groot voorrecht, dat die tak van nij verheid, hoe vernederend men ze ook beschouwe, jaarlijks wordt betaald met meer dan f30.000,-.' DeTroye is van mening dat door de'Jenever' buiten dedeurte houden en door vlijt in de huishouding het mogelijk is de armoe de een halt toe te roepen. Bimmel en de zijnen gaan uit van een maatschappijvisie van een geordende samenleving die armoe de, slechte voeding en ondragelijke woningtoestanden be strijdt. Hun rapport werpt een treurig licht op de woningtoe stand in Middelburg. 'Moge het een opwekking zijn tot deelna me aan den voorarbeid van het groote sociale werk dat wacht, ongeduldig wacht op zijn volbrenging.' Lotsverbetering is ook het doel waar de schilders naar streven in hun brochure Een en ander over den strijd om lotsverbetering voor de Schildersgezellen te Middelburg van omstreeks 1 907. Door zich te verenigen gelukte het hen in januari 1896 het uur loon van 1 3 op 1 5 cent te brengen. Thans wilden zij het op 1 9 cent per uur brengen met in de zomer een half uur per dag korter werken en's winters een uur langer. De bedoeling is duidelijk: in de winter was het loon toch al zo laag. De winter was een jaarge tijde dat voor de werkman in heel wat gevallen werkloosheid betekende. De Christelijke Volksbond, in 1 892 opgericht, ver schafte werk in de vorm van manden maken, zagen van kachel hout, het maken van klompen, smidswerk, etc. Het was een par ticuliere instelling en een vorm van armenzorg. P.J.de Kruijter schrijft hierover onder de titel De werkverschaffing te Middel burg (1894). Omstreeks 250 werklozen geven zich ieder jaar op voor deze werkverschaffing waaronder 80 ambachtslieden, 50 boerenarbeiders en de overigen betreffen losse werklieden of sjouwers. 40%, aldus de brochure, worden gedurende de wintertijd door het klimaat belet te werken, met andere woor den vallen zij toe aan armenzorg waarvan het aantal instellingen in de Zeeuwse hoofdstad dertig bedroeg. Zeven kerkelijke in stellingen (diakonieën etc.) en instellingen van weldadigheid in de vorm van werkverschaffing, uitdeling van eetwaren, brand stoffen, kindervoeding, kleding, ziekenverpleging, verzorging van zwakke kinderen, maakten een reeks die de liefdadigheids zin van de Middelburgers wellicht tot eer strekte, maar in de sfeer van bedeling bleef steken. Het deelnemen van de 'gewone' man in het verenigingsleven waarin de 'bovenlaag' nog dikwijls een dominerende rol speel de, kwam al te weinig voor, maar het voorbeeld van de naamlo ze vennootschap 'Bouwvereniging Eigen Haard' met in 1 900 de heren Bolle, Wibaut en Ghijsen nog steeds in het bestuur, naast drie bewoners van de Eigenhaardstraat zelf, kan als een symbool voor de 20ste eeuw worden gezien. In de jaren negentig wordt de roep om een wettelijke regeling tot verbetering van de volkshuisvesting steeds luider. Om streeks 1870 waren gemeenteraden begonnen het bewonen van huizen te reglementeren. Er werden verordeningen ge maakt die het onbewoonbaar verklaren van huizen regelden. Dit werd evenwel in strijd met het eigendomsrecht geacht. In zijn prae-advies voor de Vereniging voor de Staathuishoudkun de en de Statistiek van 1 898 laat mr.H.Krabbe dit standpunt niet onbesproken. Hij haakt in opeen nota van 1 873 waarineen raadslid van Groningen in verband met een verordening op het onbewoonbaar verklaren zegt dat het recht op leven en het eigendomsrecht gelijkwaardig zijn ('beide regten zijn in mijne oogen even heiligen mogen zelfs bij den geringsten twijfel niet worden aangerand'). Krabbe: 'Ook hier hebben feiten bij massa's den stralenkrans der heilig heid van menig eigendomsrecht doen verbleeken. Waar men de omvangrijke litteratuur over het woningvraagstuk ook op slaat, overal zijn getuigenissen te vinden en gestaafd, dat eige naars van huizen of verblijven de behoefte aan dak hebben we ten te exploiteren op ten-hemel-schreiende wijze. Elk feit dat aan het licht komt is opnieuw een "j'accuse" tegen een ordening die dergelijk wanbedrijf mogelijk maakt. I n dat eigendomsrecht is niets eerbiedswaardig, niets dan om nuttigheidsredenen kan worden gerechtvaardigd, niets dat uit noodzakelijkheid moet worden geduld. En daarom behooren de gemeentebesturen hier met hun politierecht krachtig in te grijpen.' Het prae-advies had betrekking op de werkzaamheid van staat en gemeente ter verbetering der volkshuisvesting. De overheid, zegt Krabbe, mag niet dulden dat een huis wordt bewoond door meer personen dan naar zijn inrichting een zedelijk samenleven toelaat, dat huizen worden bewoond die door ongedierte zijn besmet, dat dezelfde ruimte voor slaapplaats, woonkamer, keuken en werkplaats tegelijk dient. Dat alles en nog heel wat meer heeft de gemeenteraad te verbieden, ook al raakt het niet de openbare veiligheid, zedelijkheid en gezondheid. En Krabbe vervolgt: het gaat om mensen van vlees en bloed die op de staatszorg aanspraak maken en niet om vertegenwoordigers van belangen. Het standpunt van de regering is anders dan in 1 870, toen zij uitsprak: 'De zorg voor de armen is een zedelijke, geen burgerlijke plicht, zoodat de nakoming daarvan niet op den weg van den Staat ligt... Eerst in den uitersten nood, zal men, bij wijze van politietoezicht, om te zorgen dat de persoon niet omkomt, tusschen beide treden'. Toevoeging van Krabbe: 'Dergelijke taal zou tegenwoordig een Minister in ons Parle-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 17