DE ENCYCLOPEDIE VAN ZEELAND, DEEL I Dr. P. J. Koets Elke encyclopedie is naar aard en opzet een boek in wording. Zij is om te begin nen nooit af, zij krijgt nooit haar eind- vorm. Hoe snel de drukken elkaar soms opvolgen, elke nieuwe druk zal en moet van de voorlaatste verschillen. Op de dag van de verschijning is zij al achter haald opeen aantal punten door nieuwe ontwikkelingen op het door haar be streken terrein. Bovendien zullen re dacteuren en uitgevers, onontkoom baar, telkens weer fouten, onduidelijk heden, leemten ontdekken, en ernaar streven die in een volgende druk te ver beteren, verhelderen, aan te vullen. Wie dan ook een encyclopedie bespreekt zal zich van dat alles ter dege rekenschap dienen te geven. Elke encyclopedie „een boek in wor ding". Altijd vatbaar voor verbetering, een verbetering, waaraan iedere ge bruiker het zijne kan bijdragen door zijn ervaringen, indrukken, overwegingen ter kennis te brengen van de redactie. Ergernis over een flagrante onjuistheid, geïrriteerdheid, als je tevergeefs zoekt naar iets, waarover je vindt datje ency clopedie je zou behoren in te lichten, het zijn begrijpelijke reacties. Ze blijven evenwel steriel als er geen actie op volgt in de vorm van een berichtje aan een van de redacteuren of bewerkers. Het vorengaande geldt óók, en zelfs naar mijn mening in sterker mate nog, voor de Encyclopedie van Zeeland IE.v.Z.Om te beginnen betreft het hier een eerste druk, en dan nog enkel het eerste van de beraamde drie delen. De volgende twee delen kunnen dus wel licht een oplossing brengen voor een en ander, dat nu nog een vraag blijft. Dit eerste deel intussen is een kloek, tech- nisch-typografisch goed verzorgd en zéér rijk geïllustreerd boek, dat loopt van „Aa, Abraham Jacob van der "tot en met „Hamer, Cornells de Witt"op pag. 560. Bovendien is dit een regionale encyclo pedie, niet alléén, maar wel in de aller eerste plaats bestemd voor Zeeland, voor Zeeuwen, en voor die niet-Zeeu- wen, die bijzondere belangstelling heb ben voor onze provincie, haar heden, wording en toekomst. Dat brengt eigen moeilijkheden met zich. Elke bewerker van welke encyclopedie ook moet een antwoord geven op twee fundamentele vragen. Daarbij weet hij van te voren al, dat zijn antwoorden nooit bij iedere lezer in de smaak zullen vallen! Eerste vraag: „wat opnemen? wat niet?" en vervolgens, als tot opne ming is besloten: „hoe beknopt kan het? hoe uitgebreid moet het?" De redactie van de „E.v.Z." moest bij dat alles dan óók nog de vraag onder ogen zien: „wat is Zeeuws?" En ook op dat punt zijn meningsverschillen mogelijk. Deze inleidende opmerkingen wil ik in tussen afsluiten met de uitdrukking van mijn bijzondere waardering voor wat hier is tot stand gebracht. Ik meen, dat de uitgever, „Het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap", alle reden heeft tevre den te zijn over deze uitgave. Ik heb be wondering voor de drukkers en de an dere technici, die de encyclopedie tot een aantrekkelijk, uit den aard der zaak groot en zwaar, maar toch handzaam boek hebben gemaakt. Bewondering (en dankbaarheid!) uiteraard niet in de laatste plaats voor de redactie en de tal rijke „vrijwilligers", die in een veelal be langeloos verrichte inspanning van ja ren deze prestatie hebben geleverd: een zéér voortreffelijk, natuurlijk voor velerlei verbetering vatbaar naslag werk. In de volgende beschouwingen wil ik proberen dit algemene oordeel aan de hand van concrete voorbeelden aanne melijk te maken. Een encyclopedie, die een speciaal gebied wil bestrijken, dient in de eerste en voornaamste plaats te worden beoordeeld naar wat zij op dèt terrein te bieden heeft. Daar laten zich bruikbaarheid, (on)volledigheid, mis schien on-misbaarheid het beste beoordelen. Daarom doe ik er, lijkt mij, ook het beste aan als uitgangspunt in dit geval de vraag te stellen: hoe komt in deze „E.v.Z." het specifiek-Zeeuwse ka rakter tot uitdrukking? In dèt opzicht moet het boek tenslotte zijn bruikbaar heid en waarde, zelfs zijn bestaans recht, bewijzen. Op één terrein is bovenstaande vraag het makkelijkst te beantwoorden. De „E.v.Z." is, onder veel andere dingen, een uitnemend aardrijkskundig en met name topografisch woordenboek. Daar was een objectieve maatstaf voorhan den: de informatie beperkt zich natuur lijk tot het grondgebied van onze pro vincie. Binnen die logische beperking evenwel is zij nagenoeg volledig. Een gebruikspraktijk van enige maanden leerde mij, dat wie naar de naam van een Zeeuws plaatsje zoekt die dan ook vindt met een bevredigende plaatsbe schrijving. Natuurlijk, dat er aan Goes, gemeente en stad, meer dan vijf overvloedig geïl lustreerde pagina's zijn gewijd, elk ty pografisch ingedeeld in drie overzich telijke kolommen, dat spreekt vanzelf. Het wekt al evenmin verbazing, dat Brouwershaven bijna drie bladzijden kreeg toebedeeld, Arnemuiden zelfs vier, waarvan overigens twee uitslui tend illustraties bevatten. Een platte grond van de vestingstad Arnemuiden van eind 1 6e-eeuw en een aquarel - in zwart-wit - uit 1 867 van „een straatje". Beide smalsteden hebben door hun roemrijk verleden recht op ruimte! Evenwel, ook hele kleine dorpjes wor den niet vergeten, waarbij in het bijzon der aan hun geschiedenis (te?) ruime aandacht wordt besteed. Een voor beeld. Brijdorpe, Briepe op zijn Schouws, is een woonkern van lang geen vijftig inwoners. Na 7 regels over het vroegere gemeentewapen volgt een kolom beslaand overzicht over het plaatsje in de Middeleeuwen. Het blijkt tijdens de worsteling tussen Holland en Vlaanderen om deze streken een rol te hebben gespeeld en op het toen be staande kasteel „een Vlaamse bezetting te hebben gekend". Niet ongrappig om te vermelden, lijkt mij, is de wrevel van de kenner van de Brijdorpse historie - het plaatsje be hoorde vroeger tot de nu opgeheven gemeente Duivendijke over het feit, dat het terrein, waarop in 1 955 tijdens de ruilverkaveling overblijfselen van Oud-Duivendijke aan den dag waren gekomen, door buldozers is geëgali seerd „zonder respect voor de histori sche waarde". Ik vermeld dit hier niet vanwege die grappigheid, maar om een praktische reden. Op blz. 1 1 van de encyclopedie staat een op zich zelf nuttige „verkla ring der tekens". Daarop ontbreekt evenwel merkwaardigerwijs het hele boek door verreweg meest-gebruikte teken, een sterretje (asterisk) vóór een woord. Wie onder Brijdorpe tegenkomt Duivendijke begrijpt dan wel, dat dit

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 19