HERINNERING AAN FRANS DEN HOLLANDER
„De heren van ter Goes, zijn zo zacht als
appelmoes". Als er één uitspraak is, die
niet op de, 18 augustus van dit jaar,
overleden dr. ir. Frans Q. den Flollander
van toepassing was dan was het deze.
„Je kunt de jongen wel uit het dorp ha
len, maar het dorp niet uit de jongen".
Dat gold wél voor hem, want hij was on
danks zijn wereldwijde vlucht toch ook
een Goese jongen gebleven.
Op een warme zomerdag vorig jaar
kwam hij - toch niet zover van de 90
meer - in een hagelwit overhemd zelf
achter het stuur gezeten vanuit Maarn
bij ons voorgereden, begeleid door zijn
partner de tweede helft van zijn leven,
mevrouw Ketjen. Ze waren op weg naar
Goes. Enige uren hebben we gepraat, in
de achtertuin gezeten. Hij at iets mee,
niet veel. Hij moest zijn oordeel geven
over mijn weergave van een gesprek
dat we eerder hadden gehad, bestemd
voor het boekje „Zeeuwen buiten Zee
land". Een paar kleine correcties nog en
dan een goedkeurend „Niet Overdone".
Tevens had hij nieuwe foto's meege
bracht van het transport van deJavaan-
se berglocomotief, bestemd voor het
spoorwegmuseum. Nieuwe aanvullen
de herinneringen welden nog op, die ik
niet allemaal meer zou kunnen verwer
ken. De watersnood en hoe hij 't liefst
zelf met de schop aan de dijken zou zijn
gaan staan; de onmacht niet meer dan
één goederentrein bij eb door de polder
Kruiningen te laten rijden in 1953. De
jonge Goese FIBS-jaren, de gezellige
fruitcorso's een halve eeuw later; het
wegvallen en uitdunnen van de vroege
re vriendenschaar daar; over het gaan
zien van de nieuwe stationsopzet (in
aanbouw) als dwarsstaand sluitstuk op
de naar hem genoemde vroegere Sta
tionsstraat.
Of over niet-Goese zaken, als zijn
„club"-contacten nog in Den Flaag, van
Maarn per spoor in korte tijd te berei
ken; zijn vriendschap met onze Com
missaris der Koningin de Casembroot
destijds - een grote spoorwegfan -, die
iedere twee weken kwam lunchen; zijn
ervaring als bestuurder en als commis
saris hier en daar; het werk van een van
zijn dochters voor BZ op een internatio
nale conferentie. Dit alles ongetwijfeld
behandeld met veel meer distantie dan
vroeger, wijsheid en resignatie van een
ouder gewordene, niet een oud gewor-
dene.
Ik moet denken aan zijn reputatie, ook
naar eigen zeggen, van een kort aange
bonden man, die kon donderen en blik
semen. „Een Olympische toorn kon zich
ontladen als er ongerechtigheden te
constateren vielen" schreef Ad Schou
ten. En eveneens deze zeer typerende
passage, een sleutel tot den Flollander's
spreekwoordelijke soberheid: „Bleef hij
eens eten in een stationsrestauratie,
dan bekeek hij sceptisch alle drukte die
voor hem werd gemaakt. Puik soepje,
lekkers van dit en fijns van dat. Voordat
al dat heerlijks dan uit de keuken kwam
keek Den Flollander op zijn horloge,
geërfd van zijn vader, de Goese kleding-
grossier. Vervolgens stond hij op, pakte
een paar broodjes van tafel, propte er
wat vlees tussen. Wikkelde er een ser
vetje om en stak de aldus toebereide
summiere consumptie in zijn jaszak.
Daarna ging hij weg, want er was nog
meer te doen".
Men moet glimlachen als men bedenkt
dat deze Zeeuwse krachtmens startte
als aspirant-adjudant-afdelingschef bij
de spoorwegen op Java, en terugge
keerd in Nederland bij NS eerst de titel
kreeg van P.D.A., president-directeur
administratief.
Als ik Den Flollander met een andere
Zeeuw zou moeten vergelijken, denk ik
aan Michiel de Ruyter. Een man die zich
niet liet temmen, een man van staal, een
man met een zeldzame intuïtie en toe
komstvisie, snel besluitend: er was nog
meer te doen. Zo waren we 't eerste
spoorwegland in Europa na de tweede
wereldoorlog dat geen stoomtractie
meer kende. Zijn liefde voor stoomloco
motieven stond zijn snelle naoorlogse
electrificatieplan niet in de weg. De
Schiphollijn had hij voorzien, maar hij
kreeg er in die tijd nog geen geld voor.
Hij was geen détaillist, maar had oog
voor het belang van het détail. Zo heeft
hij zich daadwerkelijk ingezet voor de
Vereniging tot Bescherming van Voet
gangers en was daarvan zelfs Erelid.
Zijn gezag berustte niet alleen opzijn vi
sie en realiteitszin, hij was niet alleen
maar van staal, hij toonde altijd waarde
ring voor vakkennis en inzicht. Flij ging
met iedereen, maar dan ook elke spoor
wegman op dat vlak om. Een man alleen
van staal spreekt ook niet openlijk over
zijn liefde voor Indonesië.
En zo is hij in stilte in Goes - naar we
mogen aannemen naast zijn jong ge
storven broers - begraven. Zijn Luctoi
symbool boven de ingang van zijn wo
ning in Maarn - ging na een door de da
den gekenmerkt leven ten einde. Frans
den Flollander, de Zeeuw, hij wist in het
ontmoeten iets van zijn kracht te doen
uitgaan, iets dat mij onuitwisbaar bij zal
blijven.
Geuze