„een grootsch aandeel in ons hart": franklin roosevelt en nederland 189 de Nederlandse afkomst, die de Amerikanen, in het algemeen gesproken, ongetwijfeld als een chique achtergrond beschou wen. En als hij het zelf niet deed, ontdekten anderen wel de tra ditionele Hollander in hem. Wanneer Roosevelt zich koppig betoonde zei men dat dat zijn „Hollands bloed" was. Wanneer hij zich in persoonlijke of pu blieke aangelegenheden zuinig opstelde, was dat aan zijn „Hol landse schraperigheid" te wijten. Zelfs zijn uiterlijk deed som mige mensen aan zijn afstamming denken: zijn grote hoofd en zijn forse handen zouden typerend zijn voor de stoere Hollandse burgers, om niet te zeggen de Zeeuwse boeren... Het, welis waar gestereotypeerde, Hollandse karakter van F. D.R. werd dus niet vergeten. Hij was er trots op en scheen er soms om allerlei redenen mee te flirten. Bekende Amerikanen van Nederlandse herkomst zoals Edward Bok, Adriaan Barnouw (koningin Wil- helmina professoraan deColumbia University) en nietteverge- ten Hendrik Willem van Loon, die merkwaardige en productieve publicist, behoorden tot zijn kennissenkring. Op verzoek van Roosevelt heeft Van Loon, overigens zonder veel succes, ge probeerd meer te weten te komen van Claes de Immigrant. Hij zond Roosevelt vele brieven, Nederlandse kaas, postzegels en zelfs „muisjes" en hij noemde F.D.R. zijn mede-Hollander. Van Loon heeft ook getracht te bemiddelen tussen Roosevelt en de Nederlandse koninklijke familie. Toen de Duitsers dreigden Nederland binnen te vallen, wees Van Loon de president op de kritieke situatie waarin Koningin Wilhelmina en haar gezin mo gelijkerwijs zouden komen te verkeren. Roosevelt had niet veel aansporing nodig om in actie te komen. Feitelijk was er reeds contact gelegd tussen het Witte Huis en het Huis van Oranje. Roosevelt had een zwak voor vorstelijke personen, een eigen schap die hij, naar ik vermoed, van zijn moeder had geërfd. Het Huis van Oranje vormde hier geen uitzondering op. Integen deel, hij voelde daar een speciale band mee vanwege zijn Ne derlandse afstamming. Zo schreef hij in januari 1 934 aan Ko ningin Wilhelmina bij gelegenheid van de introductie van de nieuwe Amerikaanse gazant in Den Haag, GrenvilleT. Emmet: „Zoals u misschien weet, is Nederland het land van mijn voorva deren en ik heb altijd een diepe genegenheid en een grote be langstelling voor uw volk gekoesterd." En Emmet schreef hem vanuit Den Haag terug: „De koningin scheen buitengewoon in u geïnteresseerd te zijn". Op haar beurt zond prinses Juliana Roo sevelt een brief, waarin ze over de Verenigde Staten sprak als „de grote Republiek waaraan mijn land met zoveel banden is verbonden, dat onze relatie in haar hartelijkheid en warmte een zuiver formele vriendschapsverhouding verre te boven gaat". Het kan ons dan ook niet verrassen dat Roosevelt aan het eind van 1939 de koninklijke familie uitnodigde naar de Verenigde Staten te komen, waar ze, zo beklemtoonde hij, een veilige ha ven zou vinden. Hij zou daar persoonlijk zorg voor dragen. En hoewel koningin Wilhelmina in haarwijsheid besloot om na de Duitse invasie naar Londen te gaan, en prinsesJuliana methaar kinderen om dynastieke redenen haar toevlucht in Canada zocht, zouden prins Bernhard en zij meer dan eens Franklin en Eleanor Roosevelt in het Witte Huis of op Hyde Park en omge ving bezoeken. F.D.R. legde een haast vaderlijke belangstelling voor hen aan de dag - hij probeerde echt hun "Dutch uncle" suikeroom) te zijn. Prinses Margriet werd zijn petekind. Roo sevelt en Wilhelmina hadden diep respect voor elkaar en waren door een sterk gevoel van lotsbestemming met elkaar verbon den. In haar memoires schreef de koningin over hem: „Een ont moeting met Roosevelt gaf de zekerheid dat hij nimmer zou wij ken of een zaak zou opgeven die hij rechtvaardig achtte en dat hij in de strijd daarvoor zou volharden tot hij zijn doel bereikt had". In zekere zin was dit een zelfportret. De warme verstand houding tussen de Roosevelts en de Nederlandse koninklijke familie symboliseerde de vriendschap tussen de Verenigde Staten en Nederland, een vriendschap die tijdens en wegens de Tweede Wereldoorlog rijker bloeide dan ooit tevoren (koloniale vraagstukken daargelaten). Graag wil ik nog enige woorden wijden aan de houding die de Nederlanders in het algemeen, dat wil zeggen afgezien van de koninklijke familie, ten opzichte van Roosevelt en diens politiek innamen. Toen hij het presidentsambt aanvaardde, werd het Nederlandse lezerspubliek, zoals ik reeds eerder opmerkte, op de hoogte gebracht van zijn Nederlandse afstamming en van zijn nauwe relatie tot zijn voorgangerTheodore Roosevelt. Dat scheen het belangrijkste te zijn wat over de nieuwe Amerikaan se president te zeggen viel. In 1 933 torpedeerde hij de Econo mische Conferentie te Londen en, samen met zijn besluit de gouden standaard los te laten, maakte hem dat in conservatieve kringen in Nederland niet bepaald populair. Amerika scheen het voorbeeld te volgen, of liever gezegd te geven, van een zui ver nationalistisch economische politiek, die zich uitsluitend op haar eigen binnenlandse problemen concentreerde. In het midden van de jaren dertig traden, weliswaar niet op ini tiatiefvan Roosevelt, de neutraliteitswetten in werking, die wei nig beloften schenen in te houden voor het Amerikaans diplo matiek leiderschap. Natuurlijk betekende de New Deal een ver ademing na de doffe regering van president Herbert Hoover. Roosevelt had alle kenmerken van een dynamisch leider. Maar tegelijkertijd bestond hier het gevoel dat Roosevelt, wat zijn so ciaal en economisch beleid betrof, weinig origineelste bieden had. In onze ogen bracht de New Deal de Verenigde Staten al leen maar op gelijke hoogte met de rest van de westerse wereld. Onder Roosevelts leiding beleefde Amerika een revolutie die al lang had moeten plaatsvinden. Het nogal brute Amerikaanse kapitalistische systeem werd eindelijk gehumaniseerd, haast vereuropeesd. Vandaar dat, zowel ter recher- als ter linkerzijde, onze houding ten opzichte van zijn experimenten werd geken merkt door een zekere zelfvoldaanheid. Na 1936 trad echter een verandering op. Hoewel de New Deal enige moeite had om de weg naar de welvaart terug te vinden, had het voortvarend beleid van de president de Amerikanen blijkbaar nieuw vertrouwen geschonken, een gevoel dat ze deel uitmaakten van een „democratie in opmars". Zelfs ons, in het provinciale Holland, moest dat wel opvallen. Aan deze zijde van de oceaan maakten de democratieën passen op de plaats, ver lamd van angst voor zowel hetfacisme als voor het communis me, of gingen ze geheel ten onder. En Amerika kwam, en móést meer binnen ons gezichtsveld komen dan ooit tevoren. We kon den het ons niet langer veroorloven in Amerika slechts een ver afgelegen land te zien vol „wilde avonturen die beslist niet noodzakelijkerwijze van morele aard behoeven te zijn". We ont dekten juist de morele kant van Roosevelts politiek, zijn hart stochtelijk streven om de democratie tot een succes te maken. Terwijl de dictators Europa steeds vaster in hun greep kregen,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1982 | | pagina 7