de polderwerkersstaking van 1869 tijdens de aanleg van het kanaal door Walcheren
93
met de commissaris des konings en de
Middelburgse overheid verklaren zij dat
mogten zij op eene behoorlijke be
scherming van het gezag niet kunnen
rekenen, zij zich verpligt zouden zien
het werk te staken." De Middelburgse
overheid zag nu de kansom het geleden
gezichtsverlies ongedaan te maken
door krachtig tegen de stakers op te tre
den. Per proclamatie werd medege
deeld dat bij nieuwe ongeregeldheden
met gewapende hand zou worden op
getreden. Tevens werden ongeveer
1 30 militairen (huzaren en marechaus
sees) ter versterking naar Zeeland ge
stuurd. De maatregelen hadden tot doel
de rust te handhaven en „...de terug
keer van de gevluchte en stakende
werklieden te bevorderen". De polder
werkers waren niet opgewassen tegen
de eendrachtige samenwerking van
overheid en aannemers. Op 29 april zijn
allen weer aan het werk, hun grieven
zijn echter niet weggenomen maar on
derdrukt. Als in mei vele van de ge
vluchte Belgen terugkeren lijkt een
nieuw conflict onvermijdelijk. De aan
nemers zien niet af van provocatieve
maatregelen. De commissaris waar
schuwt hen zelfs toch vooral beschei
den en rechtvaardig tegen het werkvolk
op te treden, hierop wordt door en
kelen, naar mij bekend is, niet naar be
horen gelet". Gedurende de maanden
mei, juni, juli, augustus blijven er con
stant aanwijzingen binnenkomen bij de
commissaris dat er een nieuwe uitbar
sting dreigt. Grote ongeregeldheden
blijven echter uit door de strenge mili
taire bewaking op en rond de werken.
De winter bracht voor de huzaren en
marechaussees slechts kou en veel hy
giënische problemen.
CONCLUSIE
Ondanks een indrukwekkende start is
de polderwerkersstaking op een alge
hele mislukking uitgelopen. De twee
hoofdeisen: de Belgen weg en een ho
ger loon, zijn beide niet ingewilligd.
Twee faktoren zijn hierbij van groot be
lang geweest. Allereerst de nauwe sa
menwerking tussen overheid en aanne
mers, waarbij de aannemers zonder
concessies te hoeven doen volledig
werden beschermd. Belgen en zogehe
ten „onderkruipers" konden onder mili
taire bescherming weer aan het werk,
daarmee de staking zwaar onder druk
zettend. De solidariteit van de stakers
was onvoldoende, steeds meer polder
jongens hervatten morrend het werk.
Een tweede belangrijke faktor was het
loonverlies tijdens de staking. Elke niet-
gewerkte dag werd uiteraard ook niet
uitbetaald, dit kon vooral voor de win
termaanden een ondraaglijk verlies zijn.
De polderwerkers konden het risico van
een langdurige staking, waar het in de
ze gepolariseerde verhoudingen wel
naar uit had gezien, niet nemen. Velen
trokken weg, de anderen gingen weer
aan het werk. Nieuwe stakingen heb
ben zich in het verdere verloop van de
kanaalwerken niet meer voorgedaan.
Op stemmige wijze kon Koning Willem
III op 8 september 1873 de spoor- en
kanaalwerken voor geopend verklaren.
Twee aspecten van de staking op Wal
cheren zijn van belang voor een plaat
sing van het conflict in het bredere ver
band van de polderwerkersgeschiede
nis. Allereerst de algehele staking om
loon en daarnaast de daaraan verbon
den strijd tussen de Belgen en de Ne
derlanders, waarbij het verschil in loon
belangrijker was dan het verschil in na
tionaliteit. In de 18e en 19e eeuw ko
men regelmatig polderwerkersstakin
gen voor, waarbij de lage lonen steeds
als hoofdoorzaak genoemd wordt.
(Voor een uitgebreide opsomming ver
wijs ik naar: „Authoriteit en Strijd",
A'dam 1981, 71-72, 85, 186-199).
Meerdere malen treden ook conflicten
op tussen polderwerkers van verschil
lende nationaliteiten, waarbij toch het
loon als voornaamste oorzaak geldt.Tot
besluit een sprekend voorbeeld van een
conflict vergelijkbaar met hetWalcher-
se, uit: Coleman, „The Railway Nav
vies". Het betreft een conflict in 1845
aan spoorwerken bij de Schotse grens.
De Schotten gaan de leren te lijf. De
grieven tegen de leren zijn: „That the
Irish should regard the Sabbath as a ho
liday and the fact that the Irishmen
would work for less pay and so tended
to bring down wages."* We mogen aan
nemen dat ook hier de economische
motieven voorde polderwerkers zwaar-
derwogen dan een eventuele zendings
drang."
„Dat de leren de Sabbat als een vakantiedag be
schouwen en het feit dat de leren bereid zijn te
gen een lagere vergoeding te werken en zo de
lonen omlaag halen."
Bronnen van dit artikel: Archieven Commissaris
des Konings, 1 865-1 875, Provinciaal Bestuur,
1865-1872 en Rechtbank, 1868-1872 (aan
wezig in Rijksarchief Zeeland); Archief Alge
meen Handelsblad, 1865-1872 (aanwezig in
NRC-Handelsblad kantoor te Amsterdam).
Vlissingen. Doorgraving van de zeedijk voor de uitwateringssluis aan de Westwatering.