over het ontstaan en de ontwikkeling van de hont of westerschelde 102 Agger tegenover Ossendrecht. Voorts blijkt dit ook uit de keur van Zeeland van 1290, waarin gesteld wordt dat Zee land lag „tussen Kaedsant en G revenis- se, Hontemude ende die zee". Rond 1200 zal de Honte derhalve nog niet gefungeerd hebben voor de afvoer van Scheldewater naar de Noordzee24). Zeer waarschijnlijk zal er toen wel al, via een krekengebied, verbinding in weste lijke richting zijn geweest. De Schelde (Scaldis) stroomde toen nog langs Ber gen op Zoom en vervolgde zijn weg in westelijke richting naar de Noordzee. Aan de noordzijde lag de gouw (pagus) Scaldis, die reeds in een oorkonde van 976/7 genoemd wordt. De naam van het in deze gouw gelegen eiland Schou wen is daarvan afgeleid25). Zeeland werd van oudsher verdeeld in Bewesten Schelde en Beoosten Schelde. Zoals uit de benamingen valt op te maken, fun geerde de (Ooster-) Schelde hier als grens26). Daar door de Staten van Zee land in 1606 verklaard werd en ook Smallegange spreekt van „het Faal of d'oude Schelde", zal de rivier in het ver leden gestroomd hebben tussen Noord-Beveland en de ten noorden daarvan gelegen plaat Worighesant (Orisant), waar later het Faal stroomde27). Het moet eertijds een smal vaarwater geweest zijn, waar men elkaar kon aanroepen25). Ten noorden van Orisant ontwikkelde zich een zijarm van de Schelde, waarvan de stroom zich Afb. 5. Gedeelte van de in het stadsarchief van Antwerpen bewaarde kaart van „den leste dach van februario anno XVc (vijftienhonderd) viere (foto stadsarchief Ant werpen). A .V -

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 22