over het ontstaan en de ontwikkeling van de hont of westerschelde 103 in hoofdzaak op de zuidelijke oever van Schouwen ging richten. Alhoewel men zich door het leggen van inlagen tracht te te beschermen, kon niet voorkomen worden dat tussen 1400 en 1600 de zuidelijke kust van Schouwen ca. 4 km noordelijker is komen te liggen, waar door ca. 3000 ha grond prijsgegeven moest worden29). De Oosterschelde veranderde langzamerhand in een wij de zeearm, o.m. als gevolg van de stormvloeden van 1530 en 1 53230) Men zou hieruit kunnen concluderen dat de Oosterschelde daardoor als scheepvaartweg in belangrijkheid zou toenemen. De ontwikkeling van de Honte tot uiteindelijke Scheldemon- ding verhinderde dit, als gevolg van verondiepingen ter plaatse van de split sing van de Schelde in een Ooster- en Westerschelde. (Zie hierna bij tekst van noot 54). Vanaf ca. 1200 kan de ontwikkeling van de Honte of Westerschelde als volgt geschetst worden31) (zie afb. 2). Aan de Noordzeekust strekte zich tus sen Walcheren en Vlaanderen een estuarium uit. Aan de Vlaamse zijde be vond zich de uitmonding van de Sincfal (het Zwin), die tot het einde van de 1 2e eeuw aan Brugge een directe verbin ding met de zee gaf. Bij de monding la gen opwassen, zoals (het bedijkte) Kad- zand. Wulpen, Schoneveld en Koezand. Zuidelijk van Vlissingen zal in het in oostelijke richting vernauwende estua-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 23