over het ontstaan en de ontwikkeling van de hont of westerschelde
106
vermeld: „ende voort, soo sullen die
poorteren van Amstelredam onverbon
den wesen in deser saken, also dat sy
varen mogen welck sy willen, hetsy die
Schelt of die Honte". Voorts een tolpri-
vilege in 1400 aan Lübeck verleend:
„item, (zo zal men geven) van eiker ame
wijns, die men t Antwerpen uut oft in
voeren sal, hetzy bi der Honte oft by der
Sceld, anderhalve groten"49). Ondanks
dat de scheepvaart op Antwerpen voor
een belangrijk deel gebruik ging maken
van de Honte, werd in de 1 5e eeuw de
verbinding via de (Ooster-)Schelde zeer
zeker nog niet verlaten. Zo blijkt uit een
Middelburgse Schepenakte van 1443,
dat de schipper van een Antwerpse
kraaier en twee kooplieden uit Ipswich,
van Antwerpen komende, te lerseker-
oord het zeil hebben gestreken en van al
hun goederen tol hebben betaald. Wan
neer in 1452 tussen Antwerpen en de
Hanze onderhandeld wordt over het
vestigen van de stapel aldaar, blijken de
zware Hanzeschepen nog niet via de
Honte Antwerpen te kunnen berei
ken50). In de rekening van de rentmees
ter van Zeeland bewesten Schelde van
1429/30 klaagde deze over de geringe
opbrengst van de tol van lersekeroord,
die sterk verminderd was doordat „de
meeste hoop van den coopmannen hai-
re goederen senden tAntwerpen waert
uut Vlaenderen, ende oick als zy, uter
zee commen, bi der Honten; ende die
goeden van dane wederom bringhen int
Afb. 7a. De ree van Vlissingen thans.
Swin of dair si se hebben willen"51).
Daar de opbrengst van de genoemde tol
aan Jacoba van Beieren toekwam, na
haar verzoening met Filips van Bour-
gondië in 1433, werd bepaald dat er op
de Honte eveneens tol betaald zal moe
ten worden52).
Een en ander bracht, met wisselend
succes, de nodige ontwikkelingen en
processen teweeg. Van de 2 grootste
processen die voor de Grote Raad in
Mechelen over de Hontetol werden ge
voerd, bracht dat van 1467/69 slechts
duidelijkheid ten aanzien van de naam
en de ligging van de Honte. Nog in
1468 werd van Zeeuwse zijde beweerd
dat de Honte, die begint bij het kasteel
Saeftinghe, zijn naam verliest bij een
plaats, genaamd „Hulsterhavene". De
uitspraak in het proces van 1469 hield
in dat de naam Honte verder reikte.
Hierna werd de naam Honte officieel
steeds gebruikt voor de gehele, huidige
Westerschelde. Het proces van
1496/1504 bracht duidelijkheid ten
aanzien van de jurisdictie. Bij vonnis
van de Grote Raad van 1 504 werd Zee
land in het gelijk gesteld. De Honte
werd beschouwd als een Zeeuwse
stroom, waarop de Vlaamse graaf
slechts jurisdictie had voorzoverhij kan
waden en de vluchteling met een
zwaard aanraken. Uit deze periode zijn
een tweetal kaarten bewaard gebleven,
die de loop van de (Ooster-)Schelde en
de Honte, met aangrenzende kusten.
weergeven58), (zie afb. 5).
Het is bekend dat in het midden van de
1 6e eeuw de (Ooster-)Schelde als grote
scheepvaartweg naar Antwerpen heeft
afgedaan. De hiervoor doorVlam gege
ven verklaring, dat dit een gevolg is van
het verschuiven van het wantij, kan
voor een belangrijk deel onderschreven
worden. Er wordt daarbij echter geen
aandacht besteed aan de invloed van in
het Hontegebied opgetreden inunda
ties als gevolg van stormvloeden en de
invloed van deze stormvloeden op zich,
waardoor steeds verder gaande verdie
pingen van de geulen konden
optreden54). Het wantij is een draaiing
of stilstand van water, waar twee tegen
gestelde stromingen elkaar ontmoeten,
zodat zich daar ter plaatse afzettingen
kunnen voordoen. In de besproken si
tuatie, de samenkomst van de getijgol-
ven van de Ooster- en de Westerschel
de. Dat de verplaatsing van het wantij
van de lijn Bath-Saeftinghe naar de lijn
Bath-Woensdrecht tussen ca. 1 350 en
1 550 zeer geleidelijk is gegaan valt te
betwijfelen. Verondersteld wordt dat in
het Hontegebied de gevolgen van de
stormvloed van 1375 grote invloed
hebben gehad vanaf de monding bij
Vlissingen tot, door vermoedelijk aan
wezige drempels, ten westen en ten
oosten van Terneuzen. Vanaf die tijd
kan de Honte als een geregelde scheep
vaartweg vanaf de Noordzee naar Ant
werpen worden aangemerkt. Naast de
invloed van de vele andere stormvloe
den, moeten die van 1 530 en 1532 van
de Honte de (enige) grote scheepvaart
weg naar Antwerpen gemaakt hebben.
Een door Vlam uitgevoerd onderzoek
geeft aan, dat zich vanaf het begin van
de 1 6e eeuw tot omstreeks 1 800, wei
nig veranderingen in de monding van
de Westerschelde hebben voorge
daan55). De stormvloeden van 1 530 en
1532 zullen waarschijnlijk, versneld,
een wantijverplaatsing hebben bewerk
stelligd, als gevolg van de vele in het
Oosterscheldegebied plaatsgevonden
inundaties. Reeds 40 jaar na deze
stormvloeden was de Scheldepassage
en het geïnundeerde gebied tussen de
Brabantse en deZuidbevelandse wal zo
ondiep, dat in 1572, tot ontzet van
Goes, Mondragon met een groot aantal
soldaten, hier te voet konden overtrek-