over het ontstaan en de ontwikkeling van de hont of westerschelde 107 ken56). Kort daarna, in 1583/1585, vonden er tot beschermenisse der Stadt Antwerpen ende omliggende quartier" militaire inundaties plaats57), waardoor de linker- en rechter-Schel- deoever bij Antwerpen en nagenoeg geheel Oost Zeeuwsch-Vlaanderen overstroomden. Ook in West Zeeuwsch-Vlaanderen vonden er in die periode uitgebreide inundaties plaats. In 1590 dringen de bewoners van Antwerpen aan op het herstel van de dijken rondom die stad, daar zij bevreesd zijn dat de rivier zal verondiepen door de ontstane bredere bedding. (Zie afb. 6) Als voorbeeld noe men zij de Oosterschelde, waar over stromingen omstreeks het midden van die eeuw „dye diepte sulx versiijmpt, dat men ten leegen watere te voete daer doire heeft zien gaen, jae met eenene heelen leger in 't ontset van der Goes"58). De toestand van de Oosterscheldepas- sage bleef in de volgende eeuwen vrij wel stationair. Ook in 1809 volbracht een leger zo'n zelfde overtocht, ten ein de Zuid-Beveland te ontzetten, dat in de handen van de Engelsen was geraakt. Bij vloed vond er nog steeds scheep vaart via deze oude Scheidevaart plaats (weliswaar westelijker van de inmiddels bedijkte oude Scheldebedding). De toestand was echter dusdanig gewor den dat in 1867 (na vele plannen) de noordelijke afstroming van de Schelde door een spoordam definitief werd af gesloten. Dit mocht echter pas plaats vinden nadat er een nieuwe scheep vaartweg naar de Oosterschelde was aangelegd, het in 1866 gereed geko men kanaal door Zuid-Beveland59). Al hoewel Antwerpen in het midden van de 1 6e eeuw de Honte als enige, grote scheepvaartweg naar de Noordzee kreeg en deze ook heeft behouden, hebben de gevolgen van de 80-jarige oorlog eeuwenlang een stempel kun nen drukken op de ontwikkeling van Antwerpen en Gent, dat door het kanaal naar Sas van Gent verbinding met de Honte verkreeg. Het begon reeds toen in april 1572 Vlissingen in de handen van de Geuzen viel en de scheepvaart ging belemmeren (afb. 7). De Pacifica tie van Gent (1576) bracht gedurende korte tijd verandering. Toen Antwerpen in 1 585, onder Parma, in Spaanse han den viel, behielden de Staatsen de for ten Lillo en Liefkenshoek, waardoor de Schelde werd afgesloten. Ook het hui dige Zeeuwsch-Vlaanderen kwam in die periode tot het Staats (Nederlands) territoir te behoren. Toestand na 1648 Bij de Vrede van Munster 1 648), bleef deze situatie gehandhaafd. Art. 14 van het verdrag bepaalde niet alleen dat de Schelde gesloten zou blijven, maar ook „de canalen van 'tSas en 'tSwijn en an dere zeegaten daarop responderende". De afsluiting bij de forten Lillo en Lief kenshoek werd versterkt met een wachtschip „de uitlegger" op de rivier. Wat er nog uit zee kwam moest daar zijn last overladen in kleine schepen. In 1784 eiste keizer Josef II „bij ultima tum" de opening van de Schelde. Bij het Verdrag van Fontainebleau (1785), moest de Republiek o.a. de forten Lillo en Liefkenshoek aan de keizer afstaan, (afb. 8). Ter vervanging hiervan werd toen hetfortBath gebouwd. DeSchelde bleef echter gesloten. Bij het Haags Verdrag van 1 795, waar ook de inlijving van Staats-Vlaanderen bij Frankrijk werd geregeld, ging de Schelde voor goed open. Op 20 juli 1814, nog vóór de vereniging van Nederland en België onder één soevereine vorst (koning Wil lem I), werd Staats- (van nu af aan Zeeuwsch-)Vlaanderen bij de provincie Zeeland gevoegd. Tijdens de onderhan delingen in de eerste jaren na de Belgi sche Opstand van 1 830, die bij Verdrag van Londen van 1839 een definitieve scheiding teweeg bracht tussen Neder land en België, werden van Belgische zijde de nodige eisen gesteld t.a.v. de Schelde en de gehele linker-Schel- deoever. Een en ander leidde toch tot bevestiging van het Nederlands gezag over Zeeuwsch-Vlaanderen en van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 27