NOGMAALS CAESARS SCHELDE treurnis in triplo 89 Ie welzijnswerker op de maatschappij verandering danig in het gedrang. Wat zich politiek profileert gaat met de poli tieke golfbewegingen nu eenmaal op en neer. Graag had ik van Van Doorn wat meer willen horen, ook nu vermeldt hij het slechts, van de in die dagen opgeld doende tegenstelling tussen Welvaart en Welzijn. Bij de gratie van deze m.i. Na de lezing van het artikel „Caesars Schelde die in de Maas stroomt" van J. van den Berg in het Tijdschrift nr. 2 wil ik toch graag enkele opmerkingen ma ken. In de eerste plaats een kleinigheid: het Latijnse citaat uit het zesde boek van Caesars „De Bello Gallico" staat niet in hoofdstuk 31par. 2, maar in hoofdstuk 33, par. 3. Geïnteresserde lezers zullen dit wellicht zelf al ontdekt hebben. In de tweede plaats berust de in het arti kel gegeven theorie op een verkeerde interpretatie van het latijnse woordje „ad", dat inderdaad „naar" betekent, maar dan wel in de betekenis „in de richting van...", „richting...". Wan neer Caesar schrijft, dat hij in de rich ting van de Schelde en de uitlopers van de Ardennen gaat, dan betekent dit niet, dat hij die ook wilde bereiken; hij ging alleen in de aangeduide richting. Het is vergelijkbaar met iemand, die heeft ge zegd een fietstocht te willen maken van Zierikzee richting Rotterdam en bij te rugkeer maar tot Oude Tonge blijkt te zijn gekomen; maar toch blijft het juist, dat hij richting Rotterdam gereden is. De theorie over de lengte van een dag mars van een legioen en de cirkel, die men vanuit Tongeren kan trekken met een straal van 70 km. is juist, voorzover het er om gaat te bepalen, hoever Cae sar kan zijn gekomen, maar Caesars „Scaldis" hoeft niet noodzakelijkerwij ze binnen die straal te worden gezocht; hij kan er zelfs een heel eind buiten lig gen. Het is daarom niet nodig deze rivier nu ineens veel dichter bij Tongeren te gaan zoeken; de aloude theorie, dat de valse tegenstelling immers leefde let terlijk en figuurlijk de welzijnswerker. Van de decentralisatie stelt hij nuchter vast, dat het een beleid is vanuit het centrum, maar gericht tegen het cen trum. Een onmogelijke zaak derhalve. Deze nuchtere opmerking is typerend voor de gehele bijdrage van Van Doorn. Een koele analyse, en derhalve warm „Scaldis" de Zeeuwse Schelde is, wordt dus door Caesars verslag niet ont kracht. Men kan zich afvragen, waarom Caesar melding maakt van de Schelde, terwijl hij heel goed weet dat hij vanuitTonge- ren in drie a vier dagen maar halverwe ge de afstand Tongeren-Schelde kan komen. Het antwoord daarop is eenvoudig: tus sen Tongeren en de Schelde lag in die tijd niets, wat geografisch gezien be langrijk genoeg was om te vermelden; in westelijke richting was na de Arden nen de Schelde het belangrijkste en ei genlijk enige geografische gegeven. Een derde punt is de localisering van de „uitlopers van het Ardennerwoud". Dat daarmee Belgisch of Nederlands Lim burg bedoeld is, lijkt mij om twee rede nen hoogst onwaarschijnlijk; ten eerste kan het best zijn, dat dit gebied geolo gisch gezien deel uitmaakt van de Ar dennen - daarover kan een classicus niet oordelen - maar men moet Caesar geen geologische kennis in de sandalen schuiven; hij keek alleen naar het land schapsbeeld en dan meen ik te mogen stellen, dat het landschapsbeeld van Belgisch Limburg weinig overeenkomst vertoont met dat van de Ardennen. Ten tweede doet zich dan een fysiologische onmogelijkheid voor: Caesar moet dan namelijk in twee verschillende richtin gen tegelijk zijn vertrokken: naar het Westen richting Schelde en naar het Noorden richting Limburg. Waarschijn lijk zijn hier dan ook de westelijke uitlo pers van de Ardennen bedoeld, waar van het Zoniënbos ten Zuiden van B rus- aanbevolen. Slotconclusie: Hoe verschillend de op stellen ook zijn in kwaliteit, in benade ring en in taalgebruik, de grondtoon is overal even somber. Het is treurnis alom. Count your blessings! A. J. Euser sel nog een overblijfsel is. Caesar is dan in westelijke richting vertrokken en Ar dennen-uitlopers en Schelde liggen dan keurig in eikaars verlengde, waar door Caesar ze ook in één adem kan noemen. Caesar ging dus naar het We sten, Labienus naar het Noordwesten enTrebonius naar het Zuidwesten. Samenvattend: de „Scaldis" ligt veel verder van Tongeren dan 70 km. en de geografen kunnen gerust zijn, omdat deze rivier niet in Limburg hoeft te wor den gezocht en hun Striene-theorie niet door Caesar op losse schroeven wordt gezet; Maas en Schelde kwamen waar schijnlijk toch op de plaats van het hui- digeTholen bij elkaar en een oude kaart als de Brabantia-kaart van Ortelius uit 1 573 blijft vooralsnog op dit punt gelijk hebben. Noot van de redactie. Op het artikel van Van den Berg zijn nog verschil lende reacties binnengekomen: - het citaat in de aanhef moet zijn: ipse cum re/i- quis tribus ad f/umen Sca/dim quod in flu it in Mosam, extremasque Arduennae partes ire constituit. (drs. F. Pos, Middelburg); - de vertaling van de passus (B.G. VI-33,5) moet luiden: „nadat zij gemeenschappelijk hadden overlegd" (nl. Caesar met de van de verken ningstocht terugkerende legeraanvoerders: Labienus, Trebonius en Q. Tullius Cicero, die intussen met het het 14e legioen de leger plaats en de tros beschermd had); - wetenschappelijk staat niet vast dat Atuatuca Tongeren is, er is althans geen enkel spoor uit de tijd van Caesar ter plaatse gevonden; - ten slotte: Euser laat ten onrechte Maas en Schelde „op de plaats van het huidige Tholen bij elkaar komen". Zij kwamen noordelijker bij elkaar in het gebied waar later Voorne en Put ten en de Hoekse Waard kwamen te liggen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 9