de concurrentiestrijd 134 nu nog geen afstand heeft genomen31). Zonder er extra voor beloond te wor den, had de Nederlandse zeeloods kans gezien in de periode tussen de beide wereldoorlogen, ongeveer 35% van de inkomende vaart te beloodsen. Begrij pelijk is, dat daarom de teleurstelling groot was, om met een zo gering per centage te worden afgescheept. Waar het nu om ging was een practi- sche regeling te vinden, om de presta ties in de verhouding 72,/2-271/2% te verdelen. In een op 5 juli 1 950 getrof fen regeling, heeft dit haar beslag ge kregen. Ook de beloodsing op het Kanaal van Gent naar Terneuzen, waar tot 1950 geen loodsplicht bestond, werd nu ook loodsplichtig en opgenomen in het percentage-verdelingsregiem32). In 1 963 bleek, dat de uitvoering m.b.t. de verdeling van de loodsprestaties, volgens de regels van 1 950, niet meer voldeed. Op 19 april 1966 kon een nieuwe regeling worden samengesteld, welke regeling men nu nog in loodsen- kring noemt de regeling samengevat in het „blauwe boekje". Nu in de jaren tachtig, wordt de belood sing op de Schelde en haar Mondingen uitgevoerd door ongeveer 600 zowel Nederlandse als Belgische loodsen. Alhoewel feiten uit het verleden nim mer zijn uit te wissen, zoals ook reeds eerder in dit artikel beweerd, is er te genwoordig sprake van een goede sa menwerking tussen de beide diensten en de loodsen onderling. In 1 981 zijn onderhandelingen op gang gekomen, om de Belgische en Neder landse redediensten - die in het verle den zo nauw betrokken waren bij de concurrentie - te doen samensmelten en als één dienst te laten functioneren. Op 1 juni 1 983 vond deze reorganisatie plaats en wordt sindsdien deze dienst gezamenlijk uitgevoerd. Mogelijk is, dat in een later stadium, ook de beide loodsdiensten - zoals reeds in 1850 werd voorgesteld - gezamenlijk uit te voeren. Indien deze integratie van beide dien sten tot stand zou komen zal dit kunnen en moeten geschieden met een wijzi ging van hetTractaat van 1 839, waarin nog steeds is opgenomen het principe van de vrije loodskeus. Het verdwijnen van dit verfoeide principe - wat in de praktijk reeds lang niet meer bestaat - zou evenwel symbolisch het einde zijn van de concurrentie tussen de beide diensten en een mijlpaal betekenen in de geschiedenis van de beloodsing op de Schelde en haar Mondingen. Noten A. C.Twent, geb. 28 sept. 1 771werd in 1810 na een aktieve periode als Marine-Officieraan- gesteld als Commandant-Directeur Marine van het noordelijk Departement. In 1814 werd hij belast met de Pilotage in het Zuidelijk De partement. In 1 830 volgde zijn benoeming tot Schout bij Nacht en Inspecteur over het Loods wezen. Na zijn pensionering in 1846 is hij overleden in 1 852. Uit Nieuw-Nederlands Biografisch woorden boek, 5e Deel Leiden 1928. 2) Bonito, Onze loodsdienst in de Franse en den Hollandschen tijd. Bibliotheek Scheepvaart Museum Antwerpen. 3) C. Smit, De Belgisch-Nederlandse Commissie van Toezicht op de Scheldevaart 1 840-1 976 (III ten geleide). 4) Stadsarchief Antwerpen, Modern Archief No. 1099/89. 5) S. T. Bindoff, The Scheldt Question to 1 839, bladz. 198. 6) Bindoff, bladz. 229. 7) Proces-Verbaal (P.V.) van de Permanente Commissie, vergadering No. 10, 14 oktober 1842. 0) Alhoewel er geen juiste gegevens zijn, met welke scheepstypen de loodsdienst werd uit gevoerd, kan men aannemen dat dit hoekers, galjoten, schokkers, sijdse bommen en ook wel reeds rinkelaars geweest zijn. Pas in een later stadium is er sprake van kotters en schoeners. 9) Het Reglement voor het Vast Loodswezen te Vlissingen van 1814 en ook het Reglement voor het Loodswezen der Monden derSchelde vastgesteld bij K.B. van 2 nov. 1818, vermel den beide, dat de loodsen betrokken bij de bui tendienst, „zullen ontvangen boven hunne sol dijen de helft der bij het tarief bepaalde loods gelden, wanneer behoorlijk zal zijn gebleken, dat zij zich bij de schepen hebben aangebo den". ,0) Bonito (2). P.V. Verg. No. 9. 14 augustus 1 842. ,2) Algemeen Rijks Archief. Den Haag. Loodswe zen Archief. Zuidelijk District. '3) Min. Res. 27 april 1 850 G. No. 1 24. ,4) Min. Res. 23 feb. 1 852 G. No. 1 75. I5) Min. Res. 18 mei 1852 G. No. 56 ,6) Zie noot 1 9. '7) P.V. N. 297, 18 febr. 1919. 18j C. Smit, De Scheldekwestie, blz. 69. ,9) Oud Archief Loodswezen, D. G. S. M. Rijswijk. 20) Als voren. 2') Alsv. 22) Gedenkboek Loodsen Vereeniging Nederland, bladz. 67. 23) Zie Smit noot 3. 24) 3de District-Amsterdam; 4de en 5de District- Rotterdam; 6de District-Vlissingen. 25) Uit Ons Zeewezen, 1 5 sept. 1 929, pag. 380. „Welke prachtige diensten hebben deze sier lijk gebouwde en zeewaardige loodsschoeners aan de Scheepvaart al niet bewezen. De kruispost bij Dungeness is vele zeevaarders geweest, als een verwelkoming door een ver trouwde gids, zoodat men vol vertrouwen de Noordzee, met al zijn grilligheid kon bevaren!" 26) A.R.A. Den Haag. V.O.C. Kamer van Zeeland, No. 11.480. 27) K.B. 15 november 1 923. Staatsblad 520. 2e) Zie noot 1 9. 29) Engelse Zeemansgids uitgave 1914, John Green 1 5, South Castle Street Londen. Bladz. 134. „Antwerp: The chief port of Belgium is situated on the right bank of the RiverScheldt. Pilotves- sels are stationed at the mouth of the Scheldt, to supply Belgian Pilots to ships bound to Ant werp or to G hent. Pilotvessels also go to sea as far as the Britisch Channel. They bear the follo wing distinguishing marks: The wordt „Ant werp", surmounted by the letter ,,p", painted in black letters on both sides of the sail. At the masthead, a red flag and her number. Dutch or Belgian pilots may be taken, the charges being the same, however no Dutch pilots are allowed to move the ship into the dock, the vessel must anchor and wait for a Belgian pilot before the town, which sometimes causes detention until the next tide." Reeds in 1910 was bij dagorder bekendge maakt door de Havenmeester te Antwerpen dat: „Elk schip op zijn beurt in het dok gelaten wordt, onveranderd welke loods aan boord is, maar mocht er bij het binnenvaren der sluis, een Belgische loods aan boord zijn, dan zal de ze het van de Nederlandsche loods overne men". 30) Mondelinge mededeling. 31) „De bereidheid van Nederland om mee te wer ken aan de uitvoering van de verdieping van de Westerschelde, wordt bepaald door de Belgi sche bereidheid, eindelijk iets te doen aan de regeling, die verbetering brengt in de verdeling en kwaliteit van het Maaswater". Woorden ge sproken door Min. Smit-Kroes op 10 dec. 1982. 32) Volgens de Ned. Loodswet van 1859 en het Schelde Reglement van 1 843, bestond ergeen loodsplicht op dit Kanaal. Dit gaf herhaaldelijk moeilijkheden, omdat er wel z.g. particuliere loodsen alhier werkzaam waren. België stelde in 1 902 loodsgeldtarieven vast, waar men zich echter niet aan hield. Later kwamen er ook, zo wel Nederlandse als Belgische loodsen op het Kanaal, wat ook weer aanleiding was tot grote concurrentie tussen de nu ontstane drie groe pen van loodsen. Ook zijn nog particuliere loodsen op arbeidscontract in de Rijksdienst opgenomen geweest. Geraadpleegde literatuur: S. T. Bindoff, The Scheldtquestion; Londen 1 945. C. Smit, De Scheldekwestie; Uitgave van de Stich ting Ned. Vervoers Wetenschappelijk Instituut. C. Smit, De Belg. Ned. Commissie van Toezicht. C. Smit, De Conferentie van Londen. Leiden 1 949. C. Wiskerke, De Westerschelde als politiek-geo- grafisch wrijvingsvlak. Geschiedenis der Nederlanden, Deel III, Uitg. Winkler Prins. Maritieme Geschiedenis der Nederlanden, Deel III. Sir Charles Webster, The Foreigh Policy of Palmer- ston 1830-1841, Londen 1951 Gedenkboek Loodsen Vereeniging Nederland. 1908-1933. Processen Verbaal van de Perm. Comm. Vergade ringen, D.G.S.M. C. A. van der Klaauw, De politieke betrekkingen tussen Nederland en België. H.T. Colenbrander. De afscheiding van België. M. W. Jurriaanse, De Nederlandse Ministers van Buitenlandse Zaken 1813-1900.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 14