zeeland, geestelijk gezond?
138
„decretum horribile".
De socioloog Bouman (1965) wees er
op dat de predestinatieleer ook een
heerschappij der begenadigden in de
hand kan werken. Zo schiep een theolo
gisch dogma - aldus Bouman - ook een
autoritair-aristocratisch politieke over
tuiging.
Maar ook hoort hierbij het afwijzen van
de televisie, („de kijkkast van de dui
vel") iets wat - ondanks de EO - ook nu
nog steeds gebeurt. Of in het zwart ge
hulde ouderlingen die opgenomen pa
tiënten op een merkwaardige wijze toe
spreken in bewoordingen als: „Och
Heere dat dit nu toch moest gebeuren,
daar ligt gij nu ter neer in het pesthuis
der ellende", waarmee dan ons zieken
huis werd bedoeld. Dit voorbeeld staat
niet alleen.
Ook kunnen reactieve depressies optre
den na de aanschaf van een electro-
nisch orgel. Dit kan namelijk een spoed-
bezoek van de ouderling uitlokken die
dan zal eisen dat dit verwerpelijk we
reldse instrument ogenblikkelijk moet
worden weggehaald. Dit lijken bizarre
verhalen, maar ze zijn historisch, zoals
dit ook tekens zijn van een op calvinisti
sche principes gebaseerd machtsden
ken, cq. machtsstreven.
Een ander voorbeeld hiervan.
Einde 1980 speelde in ons ziekenhuis
een abortuszaak.
Enkele verpleegkundigen wensten van
uit de geschetste religieuze overtuiging
niet langer mee te werken aan zwanger
schapsafbreking op medische indica
tie.
Overleg leverde zoals te verwachten
was niets op en overplaatsing werd
geadviseerd. Toen kwam er een stroom
van ook schriftelijke protesten los,
vooral vanuit orthodox-calvinistische
kring en vanuit de SGP.
Analyse van deze reacties leerde het
volgende.
De predikanten alsmede de kerkeraden
baseerden zich op allerlei bijbelteksten
maar eisten ook dat aan de wensen van
de verpleegkundigen tegemoet moest
worden gekomen.
Opmerkelijk waren de reacties van sta-
tenkringen en kiesverenigingen van de
SGP uit het gehele land. In deze SGP-
reacties werd ook expliciet gewezen op
het overtreden van de Nederlandse wet:
bijvoorbeeld: „Wij willen u, Bestuur en
Directie van het ziekenhuis, erop wijzen
dat u niet alleen de goddelijke maar ook
de Nederlandse wet overtreedt en ver
zoeken u dringend de door u genomen
besluiten te herzien".
Copieën van deze brieven bleken ook te
zijn gestuurd naar de Minister van Ju
stitie.
In al deze reacties viel ook weer de min
of meer eisende houding op, met een
volledig voorbijgaan aan andere ziens
wijzen.
Kortom ook hierbij was sprake van een
autoritair-eisende opstelling. Ook hier
uit bleek hoe een orthodox-calvinis
tisch „machtsdenken" zich nog duide
lijk kan laten gelden en dan zonder veel
respect voor de opinie van anders-den
kenden, zeker gezien de uiterst moeilij
ke problematiek waar het hier om ging.
Nu is het niet ondenkbaar dat in een
dergelijke structuur de eenvoudige ge
lovige uiteindelijk toch in een soort
geestelijke tang kan worden genomen.
Voorts blijkt dan dat dit wellicht zelfs
psychiatrische consequenties zou kun
nen hebben.
Ook dit kan dan weer niet los worden
gezien van wat blijkt uit de geschiede
nis van het Nederlands calvinisme: de
steeds weerkerende invloed van een op
een - mogelijk aanvechtbare - inter
pretatie van het calvinisme geinspi-
reerd machtsstreven. Al met al is het
duidelijk dat de invloed van een derge
lijke als Nader-Reformatorisch aan te
duiden geloofsovertuiging zeker in ons
werkgebied stellig wel duidelijk aan
wijsbaar is.
Dit stemt tot nadenken. Men kan zich
namelijk ook afvragen kan dit ook in
vloed hebben op de geestelijke gezond
heid?
Daarvoor is het nodig zich af te vragen
wat is nog meer karakteristiek in deze
geloofshouding?
Naast het zich onderschikken aan for
meel-dogmatische, ook op sterke
godsdienstige tradities gebaseerde
principes, is er eveneens een sterk ge
richt zijn op de subjectieve geloofsbele
ving, „het verticale geloof".
In een dergelijke geloofshouding is
soms toch een soort innerlijke twee
spalt aanwijsbaar.
Enerzijds is er het dogmatisch-rationeel
gestructureerde systeem van geloofs-
regels, cq. geloofsopdrachten, ander
zijds de twijfel en onzekerheid, met
vooral de „bekommernis" over het al
dan niet bekeerd zijn.
Voorts het weten, moeten weten dat de
echte bekering nimmer op eigen kracht
kan worden bereikt. Het nimmer accep
teren van een „algemene verzoenings
leer". Een blijvende argwaan tegen een
meer „onbekommerd" optimisme.
(Hofman, 1 977).
Iets hiervan klinkt ook door in de
Zeeuwse mentaliteit.
Wat weieens is aangeduid als de „trek
naar het sombere" (Meertens 1980).
Ook is nog steeds geliefd een uitspraak
als: „Een mens lijdt het meest door het
lijden dat hij vreest doch dat nooit op zal
dagen", of de uitlating: „We zullen het
hopen" indien de patiënt wordt mede
gedeeld dat hij hersteld is en binnen
kort het ziekenhuis kan verlaten.
Dan blijft er een voortdurende vage
vrees over de „kommer en kwel" die de
toekomst nog zou kunnen brengen, het
ontwaren van „leeuwen en beren op de
weg" die nog voor ons ligt.
Aan een dergelijke Nader-Reformatori-
sche mentaliteit kan soms een typisch
dubbelaspect worden onderkend.
Het gaat om mensen met vele positieve
eigenschappen: men is ijverig, trouw,
betrouwbaar, eerlijk, werkzaam en
heeft een groot sociaal verantwoorde
lijkheidsgevoel, maar daarnaast is er
een door het geloof geinduceerde nim
mer geheel afwezige innerlijke onze
kerheid die zich soms kan versterken
tot een min of meer permanente faal-
cq. bestaans-angst. Vooral dit laatste
kan blijkens onze ervaring tenslotte
„voer voor psychiaters" worden.
Dit nu brengt ons op de relatie theolo-
gie-psychiatrie.
Hierover is eigenlijk nog veel onduide
lijk. Ook is van betekenis dat er vanuit
de theologie dikwijls een traditionele
argwaan bestaat jegens psychologie en
psychiatrie.
Men denke hierbij aan een uitspraak
van Vestdijk: „Godsdienstpsychologie
zou voor de godsdienst gevaarlijker
kunnen blijken dan alle vrijdenkers en
atheïsten tesamen".
In verschillende psychopathologische
beschouwingen over de godsdienst
(Freud, 1960; Fromm, 1976; Hugen-
holtz, 1955; Jung, 1957; Fortmann,
1 968; Van Scheyen, 1 981wordt inge-