zeeland, geestelijk gezond? 142 duidelijk dat de categorie van chroni sche patiënten, die niet gemotiveerd is om zich als cliënt aan te melden in het gat valt (sic) wat is ontstaan tussen de vrijwillige hulpverlening enerzijds en de gedwongen hulpverlening op grond van een justieële maatregel anderzijds". Dit kan worden beschouwd als een sig naal dat ook in Zeeland de Sociale Psy chiatrie niet veel meer uitstaande heeft met de gewone historische gegroeide nazorg, een Sociaal Psychiatrische Na zorg, die er vooral moet zijn ten behoe ve van de echte psychiatrische patiën ten. Door de praktijk van het dagelijks om gaan met echte psychiatrische patiën ten kunnen dit soort opvattingen ook weieens gevoelens van ergernis oproe pen. Immers, de echte psychiatrische pa tiënt kan hier niet alleen de dupe maar zelfs het slachtoffer van worden, bij voorbeeld door een geslaagde zelf moord. Voorts kan ook ergernis ontstaan nadat vanuit de Sociale Psychiatrie opnames worden gevraagd. Dan blijkt namelijk dat nadat de patiënt is opgenomen, van enige belangstelling voor hem of haar dikwijls niets meer valt te bespeuren. Voorts moet worden gevreesd dat in deze moderne Sociaal Psychiatrische visie ook een verdwijnen van kennis omtrent de wezenlijke pathologie van de echte psychiatrische patiënt onver mijdelijk is. Hierbij gaat het nietalleen om psychoti sche patiënten maar ook om ernstige depressieve en neurotische patiënten. Dan gaat het ook om de echte tragiek van de psychiatrische patiënt. De tra giek van het in een totale innerlijke on vrijheid overgeleverd zijn aan de ziek makende belevingen. Nu is dit iets wat al veel jaren bekend is. Ook in de Nederlandse psychiatrie, men denke aan de opvattingen van Rümke. Zoals in de Franse psychiatrie de „Pa thologie de la Liberté" wordt genoemd als wezenskenmerk van de psychiatri sche ziekte. Dit is nog steeds de realiteit van de echte psychiatrische patiënt. En dit is dus iets heel anders dan de stoet van Nederlanders die als één van de ge volgen van de welvaartsstaat, te graag, te snel, te vlug om hulp gaan vragen op wat ook wel is aangeduid als de „markt van welzijn en geluk". Dit lijkt dus ook één van de consequen ties van de moderne RIAGG-ontwikke- ling. De RIAGG die er zal zijn voor iede re Nederlander die om geestelijke, cq. psychische hulpverlening vraagt. Maar wellicht niet voor het merendeel van de ernstige depressieve, psychotische als mede neurotische patiënten. Patiënten bij wie het filosoferen over het al dan niet gemotiveerd zijn niet meer relevant is. Volstrekt niet relevant omdat het gaat om zieke en vaak ook suicidale mensen aan wie hulp, cq. behandeling, gewoon moet worden verleend. Ook zijn dit pa tiënten bij wie langdurige nabehande ling nodig is. Langdurig, dat wil zeggen, gedurende vele jaren. Dit niet alleen wegens de ernst van de aandoening maar ook door de recidiefneiging ervan. In het januarinummer (1983) van het Maandblad voor de Geestelijke Volks gezondheid wordt een aantal vragen gesteld. Vragen als: „Zal de echte Sociale Psy chiatrie nog herkenbaar blijven in de moderne RIAGG? Zal de kloof tussen in- tra-murale psychiatrie en ambulante Geestelijke Gezondheidszorg nog die per worden? Blijft er na 1982 iets als Sociale Psy chiatrie bestaan?" Schudel (1 983) is hierover niet optimi stisch. Hij noemt getallen van een RIAGG in het zuiden des lands die reeds enkele jaren als zodanig functioneert. In die instelling waren er in 1980 1409 nieuwe aanmeldingen, ruim 31% van de cliënten had zichzelf aangemeld, in slechts 3,8 ging het om patiënten die daarvoor klinisch-psychiatrisch waren opgenomen. Hieruit blijkt dat de betreffende RIAGG vrijwel geen rol meer speelt in de na zorg van (ex) psychiatrische patiënten. Schudel heeft ook kritiek op de moder ne zogenaamde Intakeprocedure. De cliënt moet zich eerst aanmelden bij het balie-team. Daarna is de gemiddel de wachttijd voor het eerste gesprek ruim 10 dagen. In een dergelijke RIAGG-opzet is - al dus Schudel - de SPD geen autonoom werkzame eenheid meer. Acute hulpverlening lijkt dan ook niet meer goed mogelijk. Dit kan zelfs het ri sico inhouden dat echte psychiatrische patiënten kunnen worden geweerd uit de RIAGG. Dit is een weinig opwekkende conclu sie. Ook in Zeeland moet dit bedacht wor den gelet op de te verwachten efficien cy van de moderne organisatievorm van de Geestelijke Gezondheidszorg. De vrees dat de gewone, echte psychia trische patiënt hiervan de dupe kan worden blijft bestaan. De huidige vernieuwingsdrift kan ook kwalijke gevolgen hebben. Wat door de jaren heen goed bleek te functioneren moet dan worden afgebroken en ver vangen door het „nieuwe" en het „bete re". Het „nieuwe" wat toch uiteindelijk slechter kan zijn vergeleken met het ou de wat zo nodig moest wijken. Volgens Schudel moet gevreesd wor den dat de Sociaal Psychiatrische Dien sten hun oorspronkelijke taak zullen gaan verloochenen vooral wanneer de nivellerende tendens van het Welzijns werk de specifiek medisch-psychia- trisch-verpleegkundige deskundigheid als kerndiscipline terzijde schuift. De SPD kan alleen haar authentieke taak continueren door niet te assimile ren in de RIAGG maar binnen de RIAGG haar eigen identiteit krachtig te profile ren zonder de relatie met de klinische afdelingen te verbreken. Al dit „nieuwe" kan ook consequenties hebben voor de echte neurotische pa tiënten die soms te helpen zijn met een veel tijd vergende psychotherapie. Let wel, dit is iets geheel anders dan het uitleven van de psycho-therapeutische „psycho-hobby". Bijvoorbeeld bij pseudo-neurotische profiteurs, gemaskeerde levensdebie len en non-valeurs, lieden die soms handig weten te profiteren van ook in de RIAGG aanwezige zo gemakkelijk bereikbare „hulpverlening". Ook in Zeeland wordt het tijd te wijzen op de gebreken in de Geestelijke Ge zondheidszorg. Gebreken die zonder meer samenhan gen met moderne opvattingen op dit gebied. Opvattingen die door dat zij sterk geinstitutionaliseerd zijn vaak met veel nadruk worden geuit. Daarbij dient men niet te vergeten dat het ook gaat om fors gesubsidieerde in stituten. De Sociaal Psychiatrische Dienst in

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 22