VAARZON MOREL SCHOTSE HUIZEN VEERE EEN FAMILIE VAN SCHILDERS is tolerantie een deugd? 145 kant: buiten Jezus is er geen heil. Er kan blijkbaar niet meer geschipperd wor den, het is alles of niets. Maar ondanks het gezag van deze uitspraken blijven we er behoorlijk mee zitten. Is het niet eenvoudiger toe te geven dat ook de schrijvers van de bijbel even beperkte mensen waren als wij en dat hun gods voorstelling evenzeer de sporen draagt van groepsdenken, van het voor zich zelf willen opeisen in plaats van te delen met anderen? Of bestaat er toch nog een exegese van deze godsvoorstelling en van de uniciteit van Jezus van Naza reth, die ons kan bevrijden van het ver wijt dat ook het christendom, ja juist het christendom zich niet alleen intolerant opstelt maar zich ook vanuit haar eigen overtuiging intolerant behoort op te stellen? Deze exegese heeft dus de sleutel in handen, voor zover er al een waarachti ge sleutel bestaat. Kan het niet zijn dat het verwijt van intolerantie en ook het feitelijk intolerante gedrag van het christendom gezocht moet worden bij een vals, op zijn minst eenzijdig ver staan van de uniciteit van God? Moet het unieke niet zozeer gezocht worden in het unieke bestaan van God als wel in het unieke handelen van God met de mens? Waarin bestaat dan dit unieke handelen van God met de mens? Dit unieke kan alleen gevonden worden in het verbond van God met de mens, een verbond dat gekenmerkt wordt door barmhartige gerechtigheid. Misschien kun je ook spreken van gerechtige barmhartigheid, want tussen deze twee polen ligt het hele spanningsveld, waar in de gelovige mens zich voortdurend bevindt. Deze unieke God, die weliswaar geen andere goden naast zich duldt, of vanuit de mens gezien, geen andere goden tussen Hemzelf en het schepsel, is ook de God die tegelijkertijd aan het schep sel de ruimte biedt en de vrijheid gunt zichzelf te zijn. Deze „speelruimte" is uniek voor de God van de bijbel, de go den van de heidense volkeren gaven daar geen ruimte voor. Daarom is het handelen van de God van de bijbel een bevrijdend handelen, een uitgeleide doen uit het huis van de slavernij. De bijbelse God verdraagt de mens in zijn voorlopigheid. Daarin moet uiteindelijk de achtergrond van de tolerantie ge zocht worden. Het is echter geen blinde tolerantie. Ze wordt gedragen door de overtuiging van de uiteindelijke over winning. Het is het vooruitgrijpen op wat eens komen zal. In dat geloof kun je het onkruid samen met het koren laten opgroeien, in de zekerheid dat bij de oogst beide van elkaar gescheiden wor den. Maar dit beeld roept weer problemen op: het onkruid verhindert of belem mert de vrije ontplooiing van het koren. Dat blijft onbevredigend voor degene die via de weg van de rationele analyse helderheid probeert te krijgen in deze elkaar voortdurend bestrijdende be grippen. Hoe realiseer je vrijheid en ge rechtigheid, hoe schep je de ruimte, waarin de mens in zijn voorlopigheid kan gedijen? Het kan alleen maar een weg zijn tussen absolutisme en relati visme. Die weg is alleen maar mogelijk, wanneer de mens zich bewust is van het onvermogen de hele waarheid te bevat ten. In die ruimte moet tolerantie altijd weer beoefend worden, een onafgebro ken experiment dus! Van de ethicus mag je geen oplossing verwachten. Hij kan niet zeggen hoe het moet, hij moet wel in staat zijn de be grippen te verhelderen. Daarmee moe ten de mensen zelf aan het werk, voort durend zoeken naar de grenzen tussen tolerantie en intolerantie, tussen abso lutisme en relativisme. Dat moet moge lijk zijn zolang het doel daarbij maar niet uit het oog verloren wordt. En daarbij kan het nooit gaan om mijn eigen groep alleen, mijn eigen ideaal, mijn eigen kerk of samenleving, maar om het heil als zodanig. JAN EVERT MOREL 1777-1808 ISAAC MOREL 1803-1876 W.F.A.I. VAARZON MOREL 1868-1954 S. VAARZON MOREL-ERIKS GEB. 1898 W. VAARZON MOREL 1901-1982 P. VAARZON MOREL GEB. 1905 WIM VAARZON MOREL GEB. 1931 ROOSMARYN SCHIPPERS GEB. 1957 MARC VAARZON MOREL GEB. 1959 25 Jl NI-21 AL'G.83 DINSDAG T/M ZATERDAG 10-12.30 13.30-17.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 25