de concurrentiestrijd 126 Storm- en roeisloepen afgemeerd. Duidelijk is te zien het verschil tussen de slanke galley en de wat breder gebouwde stormsloep. Hiermee toonde Wels aan zich te hou den aan hetTractaat en hij wel degelijk besefte, dat indien hij inging op het Bel gische voorstel, zeker wat betreft de af vaart er nauwelijks nog sprake was van een vrije loodskeus. Op de rede van Vlissingen werd de loodswisseling uitgevoerd door roei sloepen, zogenaamde galleys, die be mand waren met zes roeiers, de schip per en de loods. Wanneer een schip in zicht kwam, kwa men de sloepen met roeiers van beide diensten in aktie, waarna sprake was van een wedstrijd, wie het eerst zijn loods aan boord van het schip had. Dat, eenmaal langszij, zich de meestverwar- de situaties voordeden, laat zich raden. De gezagvoerder, meestentijds nauwe lijks bekend met de situatie ter plaatse, werd hierna geconfronteerd met twee loodsen, die beide hun diensten aanbo den. Niet ongewoon was, dat indien hij niet snel genoeg een keus maakte, de loodsen elkaar in de haren vlogen. Het eerste dodelijk ongeval veroorzaakt door een hiervoor geschetste situatie, deed zich voor op 12 augustus 1 843 l2). In de namiddag van deze dag werd vanuit Vlissingen, waar steeds een scherpe uitkijk werd gehouden, een driemastschip waargenomen, dat van uit de Wielingen de rede van Vlissingen naderde. Onmiddellijk werd de Neder landse sloep gereed gemaakt en hoe wel de afstand nog groot was, vertrok ken, omdat de Belgen reeds buiten de haven waren en dus een voorsprong hadden. Genoemd driemastschip was de Amerikaanse „Francis and Ann", on der kapitein John N. Jackson. In het Engelse Kanaal was de Nederlandse zeeloods J. Monnier aan boord geko men en beloodste dit schip naar de rede van Vlissingen om vandaar van loods te verwisselen en de reis naar Antwerpen voort te zetten. Zinvol lijkt om Monnier zelf aan het woord te laten, zoals hij zich uitdrukt in zijn verklaring: „Dat ik voor de wind met eene stijve koelte de Wielingen in kwam zeilen en omstreeks 11.30 uur de beide sloepen met binnenloodsen zag na deren, welke dicht achter elkander waren. Ik liet alstoen het grootzeil geyen en het grootbovenbramzeil strijken. Bemerkende dat de Belgi sche sloep voor de Nederlandse was, nam ik het besluit om de Belgi sche sloep te omzeilen, (evenals de Belgische loodsen onze sloep om zeilen, wanneer dezelve voor de Belgische is) met het voornemen om zodra ik de Belgische sloep zou de gepasseerd zijn, voor onze sloep bij te draaien en daardoor de Neder landse binnenloods in de gelegen heid te stellen, om als eerste en voor de Belgische loods, zijne dienst bij de kapitein te kunnen aanbieden. Echter ontkwam ik de Belgische sloep niet, daar dezelve met eene haak in de rustijzers pikte en alzoo op de stuurboordzijde van het schip kwam, waarbij de boot halfvol wa ter sloeg. Desniettegenstaande sprong de Belgische binnenloods J. Bastijns aan boord over. Dat ik alstoen voornemens was om ons schip voor onze sloep bij te laten draaien en liet daarom onze bovenleizeilen op de spieren neder vieren en plaatste het volk aan de brassen, om alzoo Noord over bij te draaien, doch alstoen ziende dat on ze boot zo dicht op mijn bakboords boeg genaderd was, dat ik dezelve door bij te draaien, onder door het schip zoude gezeild hebben, zoo werd ik in mijn voornemen gehin derd en was tot voorkoming van on gelukken genoodzaakt, om het schip met dezelfde vlucht, door te laten lopen. Desniettegenstaande kwam onze boot langszij m.b.v. een eind touw, het welk ik liet toewer pen op bakboord zijde van het schip, waarna dezelve door het ophalen in het zog water tegen de bil van het schip geraakte en daardoor een zware zee werd omgeslagen. Dat ik dadelijk het schip liet tegen- brassen, doch kon geen hulp bie den, daar de jol gesjord was. Daar na ziende dat de manschappen door de Belgische sloep werden gered, zetten we onze reis naar de Reede van Vlissingen voort, alwaar ik het schip verliet." Hiermee eindigt de verklaring van de zeeloods Monnier. Toen de drenkelin gen door de Belgische sloep uit het wa ter waren gehaald, bleek de rivierloods Leendert van Hoeke te ontbreken. Ge ruime tijd werd gezocht, maar noch de gezonken sloep, noch Van Hoeke werd gevonden. Van Hoeke verdronk in het grauwe water van de Schelde als eerste slachtoffer van het „principe van de vrije loodskeus". Monnier werd gestraft om zijn drieste wijze van manoevreren en de Belgische sloepbemanning kreeg zeer terecht woorden van waardering en een beloning voor het redden van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 6