de concurrentiestrijd 128 Eén van de eerste mechanisch-voortbewogen redeboten met daarachter de reddingboot „Maria Catharina Blankenheym". zou reeds de gedeeltelijk aangetaste souvereiniteit op de Schelde kompleet zijn en de totale beloodsing zijn ver kocht, waarbij dan tevens nog een Ne derlandse loodsdienst in stand gehou den moest worden, om de vaart op de Nederlandse havens aan de Schelde te beloodsen. Pas in 1853,5) antwoordt de Neder landse Minister van Buitenlandse Za ken: „dat het met de waardigheid van Nederland weinig stroken zou, deszelfs rechten op het loodsen langs de Schel- destroom, tegen een geldelijke uitke ring aan België af te staan". Zo kort na het tot stand komen van het Tractaat verkeerde men in een impasse. Door de Nederlandse Minister Lucas, worden in die jaren nog andere oplos singen aangedragen, die zeer goed uit voerbaar zouden zijn geweest. Hij stel de voor om de gehele rivierdienst, zo wel op- als afvarend, door de Belgen te laten doen en de zeedienst voor de Ne derlanders. Een ander goed systeem van dienstuitvoering, zou naar zijn me ning geweest zijn: „Het afloodsen naar de Reede van Vlissingen aan de Belgische lood sen zou worden voorbehouden. Het oploodsen van Vlissingen naar Ant werpen daarentegen zou verblijven aan de Nederlandsche loodsen, ter wijl het loodsen van de Reede van Vlissingen naar Zee en van uit Zee tot op de Reede, door Nederland sche en Belgische loodsen geza menlijk zoude geschieden, waartoe iedere administratie het vereischte aantal loodsvaartuigen zoude leve ren. De generale opbrengst der loods gelden, zoowel van de binnen- als van de buitendienst, zoude alsdan tusschen de beide administratiën gelijkelijk worden verdeeld". Het verband dat er, naar Belgisch in zicht, bestond tussen „de vrije loods- keus" en „de vrije scheepvaart", bete kende dat niet werd ingegaan op de voorstellen van de Minister Lucas. Dat dit verband niet bestond bleek 1 00 jaar later (1 950), toen zonder tractaats- wijziging, men wel een regeling over een kwam, waarbij het principe van de vrije loodskeus werd losgelaten. In 1850 hadden de Belgen reeds 70% van de beloodste vaart in handen. Door toepassing van de hiervoor geschetste methodes en het inzetten van meer zee gaande loodsvaartuigen, was men tot dit resultaat gekomen. De Nederlanders beloodsten in 1850: 42% van de inkomende buitenbe- loodsing. 26% van de uitgaande buitenbe- loodsing. 36% van de opvaart Vlissingen- Antwerpen. 8% van de afvaart Antwerpen-Vlis- singen. Dit betekende slechts een gemiddelde van 28%. De nederlanders begrepen, dat door het Tractaat van 1839 en in hoofdzaak door het hierin opgenomen principe van de vrije loodskeus, de be loodsing van de Scheldevaart groten deels was verloren gegaan. Men kon al leen nog maartrachten genoemde 28% te behouden ,6). De buitenbeloodsing in grote wedij ver met de Zuiderbuur. In de jaren hierna kwamen geen onder handelingen tot stand om te komen tot oplossing van de concurrentiestrijd. Een reguliere strijd, geboren uit wan trouwen. De vrije loodskeus bleef ge handhaafd, waarbij echter de onderlin ge rivaliteit wat afneemt. De Processen-Verbaal van de Perma nente Commissie vermeldden althans geen schokkende gebeurtenissen. Er was echter geen sprake van een status- quo. Meer uit het zicht van de wal, vond men de loodsboten van beide diensten, die ook door de verbetering van het materiaal, zich steeds verder uit de Scheldemonden begaven. Tot buiten het Engels Kanaal - t.h.v. Wight - en in het Noorden tot boven de Wadden eilanden, werd de scheepvaart bestemd voor Antwerpen tegemoet gevaren. Nauwelijks hoeft worden opgemerkt, welke grote kosten hieraan verbonden waren. Vanaf ongeveer 1870, werd de loods dienst uitgevoerd met kotters en schoe ners, die sneller waren en beter ge schikt dan de voordien gebruikte rinke laar. In deze jaren ging een loodsboot voor drie weken naar zee en lag daarna een week binnen voor reparaties en om te provianderen. In grote wedijver met onze zuiderburen werd deze zeedienst uitgevoerd. Aller lei listigheden werden over en weer ver zonnen en door grote attentheid en in zet getracht een loods van zijn eigen dienst aan boord van een schip te krij gen.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 8