de concurrentiestrijd
129
De Nederlandse collega's uit de andere
districten, die ook de schepen tege
moet voeren en ver van Maas- en
IJ mond hun loodsen overzetten, had
den het gemakkelijker, omdat dit zon
der enige vorm van concurrentie ge
schiedde. (Zie opheffing van de Kanaal
kruisposten).
Vaste- of Lijnloodsen.
De periode rond de eeuwwisseling,
kenmerkt zich minder door menings
verschillen in de sfeer van de concur
rentie, alswel de pogingen van Belgi
sche zijde, om verbetering te verkrijgen
in de bebakening en betonning van de
Schelde.
Hierbij handelde men in opdracht van
de Kamers van Koophandel te Antwer
pen en Gent, welke opkwam voor de be
langen van de grote rederijen, die op
deze havens vaste lijndiensten onder
hielden.
Met de opkomst van de stoomvaartre
derijen, doet het fenomeen „de vaste-
of lijnloods" zijn intrede. Deze rederijen
hadden de behoefte aan een vaste
loods voor de lijnschepen, die bekend
was met hun schepen, maar ook het
vertrouwen had van de gezagvoerders.
Hierdoor ontstond bij beide diensten
een betrekkelijk kleine groep van „ge
selecteerde loodsen".
Bij de zeedienst kende men deze vaste
loods niet. Daarom ging de concurren
tie op zee, tussen de aldaar kruisende
vaartuigen onverminderd door. Nader
den de zeeloodsen - van welke nationa
liteit dan ook - met een zogenaamd lijn
schip de rede van Vlissingen, dan werd
een bepaald sein gegeven. De rederij
die gebruik maakte van vaste loodsen,
had zijn eigen sein. In de „Berichten aan
Zeevarenden" werden deze seinen op
genomen.
Voor de loods, die niet tot de selecte
groep van rederijloodsen behoorde, be
tekende deze wijze van dienstuitvoe
ring, dat voor hem nog slechts de klei
nere schepen en wat men noemde de
kolenboten overbleven, waarmee het
varen minstens een zo grote vakbe
kwaamheid vereiste. Bekend is, dat
aanstelling tot vaste loods niet alleen
afhing van getoonde bekwaamheid,
maar dat men zich ook als zodanig
moest weten te verkopen.
De lijnloods beloodste zijn schepen in
een zekere regelmatige dienst, omdat
meestal de verwachte tijd van aan
komst op de rede van Vlissingen, tele
grafisch door het schip of anders telefo
nisch door de rederij werd doorgege
ven.
Hierbij hield hij nauwelijks rekening
met het schema van vrije- en vaarda-
gen, waarin zijn collega's dienst deden.
Meestal voorzag de lijnloods zelf in zijn
opvolging, door een bevriende loods,
van wiens bekwaamheden hij overtuigd
was, bij de rederij als zodanig voor te
stellen.
Deze uitzonderingspositie en de voor
delen die eraan verbonden waren, gaf
somtijds enige wrijving in de groep van
zowel Belgische als Nederlandse lood
sen.
Door de ontwikkeling van het systeem
van de lijnloodsen, was de strijd om de
beloodsing in de rede van Vlissingen,
alhoewel niet geheel verdwenen, toch
enigszins afgenomen. Het waren nu
nog slechts de kleine en niet aangekon
digde schepen, waarvoor men in strijd
„op de riemen" moest.
Was in zekere zin de concurrentie te
De zeeloods Joh. J. A. van Rijssel (1855-1911),
zoals hij zich in 1 900 liet vereeuwigen.
t
Vlissingen wat gematigder, aan de an
dere kant lieten de agentschappen te
Antwerpen niet na, om de buitenlandse
rederijen te bewerken om toch maar
voor hun schepen een lijnloods te ne
men van Belgische nationaliteit. Deze
pogingen zijn niet zonder succes geble
ven. In de jaren twintig en dertig wer
den, op een enkele uitzondering na, alle
lijnschepen van de buitenlandse rede
rijen door Belgen beloodst. Tot deze uit
zonderingen behoorden de schepen
van de Nederlandse rederijen.
Daar het juist deze grote en diepe sche
pen waren, die de meeste loodsgelden
opbrachten, kan men zich voorstellen,
dat deze ontwikkeling voor het Neder
lands Loodsbestuur, een doorn in het
oog was. Toen dan ook in de periode na
de tweede wereldoorlog, door de Ne
derlandse commissaris te Antwerpen
gesignaleerd werd, dat tussen de
agentschappen en de Belgische lood
sen onderhandeld werd over het weer
invoeren van het systeem van de lijn
loodsen, werd hier scherp tegen gepro
testeerd.
„Het instituut vaste- of lijnloodsen is
voor Nederland altijd een schade
post geweest en werd in het concur-
rentietijdperk, als een machtig wa
pen door België gebruikt. Bij vaste
loodsen maakt het loodsbestuur de
dienst niet meer uit, doch is het in de
practijk de loods met de carga
doors.
De Belgische cargadoors hebben
daarbij de meeste zeggenschap".
Na 1950 is de vaste- of lijnloods dan
ook voorgoed van de Schelde verdwe
nen.
De periode na 1918 en de onderhan
delingen te Parijs.
Reeds voor de Eerste Wereldoorlog,
waren door de Belgen op de Kanaal
kruisposten zeilschoeners vervangen
door stoomloodsvaartuigen. Hetzelfde
was het geval op de kruispost voor de
Wielingen. De Nederlandse zeedienst
had tot dan slechts kunnen beschikken
over zeilvaartuigen. Tijdens de Eerste
Wereldoorlog kwam de scheepvaart in
deScheldemonden en op de rivier prak
tisch tot stilstand.
In de eerste vergadering van de Perma
nente Commissie, na de wapenstilstand