flSEj» *Aiv een bijna vergeten bladzijde 204 -\ V" f.] .1 ih t •)-- Betrouwbare tekening van de boerderij van Dirk van Farowéte Nieuwerkerk. Tien jaar lang kerkte men in deze landbouwschuur. niet heeft aangediend. Maar mocht het zover komen, hij za! stellig weinig aan hang vinden. Terwijl detoon van het be gin van deze brief behoorlijk zelfverze kerd en naar buiten geruststellend is, klinkt even verderop toch nog de nodi ge bezorgdheid door! Georganiseerde afscheidingen zouden immers onmid dellijk financiële gevolgen kunnen heb ben voor bepaalde weinig draagkrach tige gemeenten? „Het zoo zeer benoo- digd inkomen des predikants" zou dan hier en daarop de tocht komen te staan. Toch blijft de scribent hoopvol ge stemd, en spreekt de hartelijke wens uit „dat de zaak der afscheiding nimmer door eene erkenning moge gewettigd worden". Zijns inziens zullen de huidige mal-contenten eenmaal capituleren. Maar daarmee rekent hij echter buiten de waard. Op de andere Zeeuwse eilan den steekt „De Afscheiding" de kop al op, en zou deze Schouwen-Duiveland voorbijgaan? De Duivelandse „gezelschappen" Zoals gemeld heeft het Klassikaal Be stuur van Zierikzee weet van een hand jevol „rand-kerkelijke" figuren. Eerlijk gezegd boezemen zij geen vrees in. De werkelijkheid achter dre schermen is anders. Onderhuids gist en leeft wel de gelijk het alternatieve kerkelijk leven. Groepjes verontrusten vormen zich. Hoewel wij op zichzelf maar weinig van hen weten, komen die te Duiveland aan het licht dankzij het - aanvankelijk ver loren gewaande, doch pas teruggevon den - „Kerkelijk notelboek". Een boekje van de hand van de Nieuwerkerkse „landman" Dirk van Farowé. Het be staan van drie „gezelschappen" blijkt zwart op wit, blijkens een citaat van de inzet van dit voor ons zo unieke doku- ment: „Den 1 5 October 1 836 de gemeente vergaderd geweest. In overweging gebragt te benoemen, ouderlingen en diakenen, en met gelijkheid van stemmen tot ouderling D. van Faro- we, en Diaken Pieter van Vessem te Nieuwerkerk." Vier dagen later, op 1 9 oktober: „vergaderd de gemeente Bruinisse, benoemd tot ouderling Jacob de Waal, diaken Marinisvan den Berge Jz." Ook te Oosterland kiest men ambtsdra gers. Wegens beschadiging van de eer ste bladzijde, is niet meer de juiste da tum na te gaan. (H. M. Stoppelenburg suggereert in zijn „Kerkhistorische Kro niek", dat dit op 24 oktober zou zijn ge weest. Bewijzen daartoe ontbreken echter.) In elk geval is wél te lezen: „Benoemd tot Ouderling Hendrik Kievit en tot diaken Jacobus Stout- jesdijk." Uit deze aantekeningen valt op te ma ken hoe de „gezelschappen" er toe zijn overgegaan zichzelf „gemeenten" te noemen. Hoe zij voorts hebben beslo ten om voortaan schouder aan schou der te gaan als een eenheid, onder ver antwoordelijkheid van één gemeen schappelijke kerkeraad. De stoot daar toe wordt gegeven op 15 oktober 1 836. En hiermee wordt de visie van ds. Droogleever Fortuin de wind uit de zei len genomen. De onderschatting van die weinige „verontruste" Schouwen- Duivelanders (met accent op de Duive landers!) is ten onrechte. Men wacht niet op een man van buitenaf die hen zal „uitleiden". De „lijdelijke" mal-conten ten ontwikkelen geheel zelfstandig hun kerkelijke initiatieven. Tegelijk lopen er toch ook bepaalde lijnen naar met name Walcheren, waardoor een „pendelbe weging" op gang komt. Echter met de „gezelschappen" als inzet. Terwijl ds. Huibert Jacobus Budding te Biggekerke, op 1 april 1 836 ertoe over gaat definitief te breken met het Her vormd Kerkgenootschap (na een appel lerende brief zich te komen verant woorden voor zijn classis wegens de door hem belegde, wekelijks terugke rende bidstonden voor de vervolgde en beboete „Gereformeerden" overal), wordt te Nieuwerkerk aan de Hervorm de pastorie al op 14 maart 1 836 de eer ste „Afscheidingsbrief" afgegeven. Het stuk is ondertekend door Cornelis Goo- te, van beroep mandenmaker, en diens „huisvrouw" Lena Kik. Naspeuringen in de Hervormde kerkeraadsnotulen le verden in generlei opzicht bepaalde aanleidingen tot die stap. Hebben zij dan uit gewetensnood gehandeld, uit weerzin tegen de voortdurende lande lijke ontwikkelingen op kerkelijk ge bied? Of vernamen zij wat enkele da gen tevoren in Middelburg was ge schied: De instituering van een ge meente door een beperkt aantal vro men? Dat was op donderdag 10 maart 1836. De werkelijke redenen blijven onbekend. Wel funderen zij hun breuk met de Hervormde Kerk op grond van artikel 28 en 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarin gezegd wordt dat: „een iegelijk schuldig is zich bij de ware kerk te voegen". In het andere arti kel wordt „het onderscheid en de merk tekenen der ware en valse kerk" uiteen-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 12