een bijna vergeten bladzijde 205 gezet. Hun brief blijkt niet door henzelf, maar door Van Farowé geschreven te zijn, en diens contacten blijken verderte gaan dan zijn dorps- en geloofsgeno ten! Bekend is, dat „afgescheiden" Mid delburg vanaf het prilste begin via haar correspondent andere „Afgescheide nen" en „Afgescheiden gemeenten" met raad en daad bijstaat. Budding is één van hen, en onder met name zijn be zielende invloed, telt men op Zuid-Be veland al een half jaar later 700 „Afge scheidenen"! En via hem ontstaan er hechte contacten. In een brief „Aan den Wel Eerw. Zeer Gel. Heer, den Heer H. J. Budding, Geref. Predikt. Beroepen te Middelburg en daarmee in de gansche Prov. Zeeland", d.d. 12 mei 1836, be reiken hem hoopvolle berichten ten aanzien van Schouwen-Duiveland: „Zierikzee, stad en land, uit welk land op eenmaal eene lijst ons ter aansluiting werd toegezonden van 28 leden tegelijk" Graag zien deze lidmaten hem als hun aanstaande predikant. Pasop 8februari 1 837 neemt Budding hetMiddelburgse beroep aan, en daarmee ook de vele be roepen die hem uit de provincie bereik ten. Aanvankelijk is en blijft „De Afschei ding" een zaak van enkelingen per dorp, die echter in contact met elkaar komen dankzij Budding. Op Zuid-Beveland komt de „Afscheiding" in een stroom versnelling, zoals we al eerder zagen. Budding opent verder bij vele weife laars en nieuwsgierigen de ogen zodat zij een keus maken. Tot in september 1836 is hij nog te vinden onder „zijn" mensen te Biggekerke, „maar toen moest hij op reis om in het land van Goes en Zierikzee nieuwe gemeenten te helpen vestigen", aldus zijn biograaf dr. J. H. Gunning J.H.zn. Budding „per ongeluk" op het eiland Ds. Budding was in het stadje Tholen voor „Afscheidings-werkzaam heden". Hier werd hij 1 3 oktober opgepakt, niet wegens illegale kerkelijke praktijken, maar puur omdat hij had nagelaten zich te melden bij de stedelijke veldwachter als „vreemdeling", zoals het gebruik toen voorschreef. Daarom wordt hij de volgende dag naar Zierikzee gebracht, waar hij voor de officier van Justitie moet verschijnen. Het komt hem op een boete vanf 10,-te staan, die hij grif vol doet. Volgens afspraak zal hij de vol gende morgen geruisloos naar Bigge kerke vertrekken. Budding houdt zich daar echter niet aan. Al spoedig treft men hem aan, aan de sponde van een zieke „Afgescheidene", terwijl hij 's avonds gesignaleerd wordt in een „gezelschap". Dit komt de officier ter ore, en bepaalt hem bij de gemaakte af spraak. Maar, in plaats van zich zater dagsmorgens per postkoets naar Zijpe voor de thuisreis te laten meenemen, beklimt hij de bok van de wagen die landman Dirk van Farowé uit Nieuwer- kerk bestuurt. Doel is op Nieuwerkerkaf te koersen en daar een stichtelijk woord te spreken. Op de valreep wordt weleer waarde in de kraag gevat en zonder ver der pardon door de sterke arm per veer boot afgevoerd. Opgelucht noteert de officier van Justitie, mr. J. C. Ermerins: en verder heb ik sedert van Bud ding niet vernomen." Toch is hiermee de kous niet af. Bud ding's aanwezigheid heeft hem wel de gelijk schrik bezorgd. In dezelfde brief aan de Procureur-Generaal vraagt hij om richtlijnen, opdat: „Zij (de stadsregering van Tholen) en ik voor mijzelven zoude weten, hoe wij bij voorkomende gevallen te hebben te gedragen, want wij staan hier volstrekt zonder hulp en kun nen dus geen de minst krachtdadige middelen tegen dat onbevoegd uit oefenen van godsdienstoefeningen aanwenden." Zijns inziens is ergens het „kwaad" al geschied! Het eiland zou best wel eens „besmet gebied" kunnen zijn. En wat de scriba van het Klassikaal Bestuur kort tevoren nog geruststellend van zich af kon schrijven aan slechts denkbeeldige zorgen, is inmiddels een feit: Van achter de schermen maken „bevindelijke" vro men zich sterk in hun „gezelschappen", terwijl van buitenaf Budding, als de alom gevreesde „Vader der Zeeuwse Scheiding" hén weet te vinden! Het contact is gelegd, de cirkel is rond! „Bevindelijkheid" Zojuist viel de term „bevindelijkheid". Daarmee kunnen we ookdeSchouwen- Duivelandse „Afgescheidenen" type ren. Was ds. Budding al niet te vinden onder Middelburgers e.a., die D. de Rijcke omschrijft met: „Hun huisboek was de Bijbel, een gereformeerd schrij ver hun lievelingslectuur. De Psalmen Davids en Groenewegens lofzangen noemden zij hunne reisliederen". En hoe voelden en wisten zij zich aange sproken door de stijl van Buddings trant van preken! „Hoe diep waren in hunne harten ingedrongen de klaagtonen, die ze uit zijn harte hoorden opkomen, zoo dat hij hun liefelijk wierd"Een derge lijk geestelijk klimaat wordt ook op Schouwen-Duiveland gevonden. Ene Abraham Cornelis Tris, als jongeling onder Buddings prediking tot het „Af- scheiding-s-licht" gekomen, bevestigt het. Teleurgesteld en geschokt door de loochening van de goddelijke natuur van Christus, dooreen predikant op een Zierikzeese kansel, zoekt hij voortaan zijn „geestelijke kost" in een „Afge scheiden" „gezelschap". Een kleine groep van ca. 30 a 40 personen groot, die regelmatig samenkomt in een „ar melijke woning". Grote indruk op hem maakt een preek naar aanleiding van Ezechiël 34:31 van Bernardus Smyte- gelt uit het jaar 1 690. Hieruit blijkt het sterke verlangen, terug te willen komen op wat destijds algemeen was: De Kerk der Vaderen, met daarin centraal de Ge reformeerde Belijdenis. Moeilijk valt echter na te gaan in hoe verre „De Afscheiding" te onzent recht streeks het gevolg is van de „Nadere Reformatie", waarvan de wieg nota be ne op dit eiland heeft gestaan. De „Na dere Reformatie" had tot doel zowel de zeden, alsook het hart van de mens te reformeren. In de praktijk treedt er een verschuiving op van een totale lévens vernieuwing naar de „exercitium piëta- tis", ofte wel: De „practijke of oeffenin- ge der godzaligheid". De regionale in borst blijkt ontvankelijk voor piëtisti sche tendenzen te zijn, in elk geval bij een aantal. Een later, in 1843 gevoerd sollicitatiegesprek tussen de „presi dent" van de Zierikzeese schoolcom missie met sollicitant-onderwijzer J. M. Mulder, levert opnieuw illustratiemate riaal. Een enkel fragment: en ziet de afscheiding was ter tafel, na veel en lang praten, was ik wel een deugdzaam mensch, doch sprak teveel talen Ka- naans en daardoor verwoestte ik mijn eigen welzijn"... Een ander wordt be noemd. Men houdt van hogerhand de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1983 | | pagina 13