ontmoeting met norbertijnen te middelburg
194
Abt Stappers van Averbode dankt dr. C. Boertien.
de kruisvensters boven een vi/fbogige
galerij. Men moest weten, dat het hier
het huis was van de abt. Het prachtige
wit van de gevel was als de pij der orde,
de Wit-Heren van Pré-Montré en de ga
lerij was gemaakt, opdat de abt boven de
gewone Heden zou leven.
Van zijn venster uit zag hij wie de wach
ter van de grote poort aan de Balance
binnenliet. Was hij te voet, door de kleine
poortdeur, was hij te paard of met de ka
ros, dan ontsloot men de grote deuren
naast de wacht. Hij zag of het burgers
waren, die hem van node hadden of wel
licht pachters met de pachtpenningen.
's Zomers a/s het graan van de velden ge
dorst was, kwamen zij van hun rijke
oogst een deel hier binnenbrengen en de
wachters waren behulpzaam om de
zware zakken op te hijsen naar de grote
zolders boven de poort. En nog weer later
in de nazomer brachten ze karren vol
hout uit de bossen van Westhove, ge
noeg om de 70 schouwen in de abdij
brandende te houden gedurende de lan
ge winter. Daar waren er bij, waar stam
men van wel 10 voet lengte in zouden
kunnen branden, zo breed was de
schouw en zo koud hadden de monikken
het desondanks achter in de zaal. Maar
al mochten zij het koud hebben, kouwe
lijk waren de vrome Heren niet. Werden
niet de vergaderingen van het kapittel
gehouden in de grote stenen zaal, die
met de kloostergang in open verbinding
stondVuur was er niet, maar wel een
koude tocht.
En de abt zelf in zijn waardige vertrekken
boven de open galerij moet dikwijls kou
de geleden hebben. Er kwam geen zon
door zijn vensters, maar wel was het uit
zicht schoon op het grote plein met al zijn
hoge bogen. De wind blies door de grote
kruisvensters tot diep in het vertrek en bij
noordenwind gutste de regen soms naar
binnen en liep over de vensterbanken
omlaag. Naar stalen ramen en tocht-
strippen gingen destijds de wensen nog
niet uit. Wel moet één der abten of diens
zorgzame prior opdracht gegeven heb
ben om voor de ondervensters tweehoog
luikjes aan te brengen. Dat hield de tocht
wat tegen en licht bleef er nog genoeg
over.
Stellig was het de wens van de Heer Abt,
dat ook zijn voorname gasten soortge
lijks zouden worden verwend, want ook
in het Grafelijk kwartier boven de vier
schaar werden luikjes aangebracht voor
de onderramen der hoge kruisvensters.
Tot vóór 1940 kon men de duimen hier
van nog zien zitten. Er waren hoge ka
mers en een ruime zaal boven de als
open galerij behandelde vierschaar,
waar de abt en zijn rechters de vonnissen
velden in de open lucht. En in de grote
zaal boven, waar in de tijden van de Re
publiek de Raad van Vlaanderen verga
derde, konden vele gasten worden ont
vangen. Het kon er heerlijk ruiken, want
de grote keuken van het klooster was er
dicht onder.
Na de rondleiding en voorde lunch was
er gelegenheid voor een eerste kennis
making, die werd ingeleid door de com
missaris der koningin, dr. C. Boertien.
Hij sprak zijn blijdschap uit over deze
ontmoeting. De abt van Averbode K. E.
Stappers dankte hem voor de ont
vangst.
Ds. L. Korevaar, voorzitter van de werk
groep theologie van het genootschap,
opende het middaggedeelte met een
uiteenzetting van het thema: bron en
stroom.
De twee inleidingen die volgden, ge
houden door M. P. de Bruin, hoofd van
het Zeeuws Documentatiecentrum, en
drs. U. E. Geniets, hadden tot thema:
De Norbertijnen in de zee-landen en
Bron en stroom: ontmoeting met de
Norbertijnen (de teksten van de lezin
gen volgen hierna). Het muzikaal inter
mezzo werd verzorgd door kamerkoor
„Pavane" uit Goes.
De tweede ontmoeting in de klooster
gangen kenmerkte zich door een on
gedwongen sfeer en vele gesprekken.
De dag werd besloten met een oecume
nische vesperdienst in de Koorkerk on
der auspiciën van de Provinciale Raad
van Kerken. De dienst werd muzikaal
begeleid door een Norbertijner koor en
„Pavane". Ds. T. Rinkema leidde het
liturgisch gedeelte. Pater A. A. Bruy-
ninckx sprak de overweging uit.