de norbertijnen in de zee-landen
199
het kasteel Westhove, al geruime tijd
een uithof van de abdij.
Op 1 8 februari 1 574 wordt de stad aan
prins Willem overgedragen. In het ver
drag wordt bepaald dat de geestelijken
met achterlating van alles, behalve hun
klederen, de stad zouden ruimen.
Een persoonlijke noot: 2 januari 1 984 is
het veertig jaar geleden datikin een van
de abdijgebouwen kwam te werken en
wel op het rijksarchief, het enige deel
dat bij de verwoesting van mei 1940
gespaard was gebleven.
In drie verschillende functies: bij het
rijk, waterschap Walcheren en de pro
vincie heb ik in verschillende gebouwen
gewerkt en werk er nog. De restauratie
van de abdijgebouwen heb ik van nabij
meegemaakt. Ik besefte voor welke
moeilijkheden mijn vriend De Lussanet
daarbij kwam te staan. Adembenemd
heb ik het leidekken van de kerken ge
volgd. De geschiedenis van het abdij
complex interesseerde mij steeds meer,
maar ook de historie van haar vroegere
bewoners. Vele malen mocht ik bezoe
kers rondleiden. Ik kan niet zeggen dat
ik alle stenen ken, maar de gebouwen
blijven mij boeien. Ik zie voor mijn gees
tesoog ook de Norbertijnse broeders in
de kloostergang brevieren. In mijn ver
beelding heb ik ze gevolgd in die eerste
periode op het Walcherse land, in de
nieuwe parochies, met dikwijls onhan
delbare mensen. Later waren mijn
vrouw en ik te gast in de abdijen Bern,
Postel, verder in Tongerlo, Averbode en
Park. We kwamen tot de conclusie, dat
in feite door de laatste restauratie de
middeleeuwse bouw van een Norbertij
nenabdij hier het best bewaard is ge
bleven, al moet je eerder van renovatie
spreken.
Die vroegste periode, zoals gezegd,
blijft mij intrigeren, zoals de dichter
Guillaume van der Graft heeft gezegd:
Wat nodig is? Heiligheid
Gewoon wat die monniken hadden,
die het etmaal te barsten baden
als een ontkiemend zaad.
Het zaad heeft in het evangelie een rijke
betekenis.
Om nogmaals Van der Graft te citeren
met zijn gedicht: Van de zaaier.
Een zaaier ging uit om te zaaien,
hij zaaide zo wijd als de wind,
zo wijd als de winden waaien
waar niemand een spoor van vindt.
Een deel van het zaad ging verloren,
een deel van het zaad werd brood,
maar niemand weet van te voren
de weg van het zaad in de schoot.
Het wordt op de wegen vertreden,
het valt in een vruchteloos graf,
het sterft aan de doornen beneden,
de vogels van boven af.
De lage, de hoge gevaren
bedreigen het kiemende graan,
maar soms kan het openbaren
de zin van het aardse bestaan.
Er is geen verwachting van leven,
tenzij in de dood van het zaad,
wij moeten de aarde vergeven
dat zij ons sterven laat.
O zaaier, ga uit om te zaaien
de kiem waaruit leven ontstond,
zo wijd als de winden waaien
en maak ons tot moedergrond!
Verz. Gedichten I, p. 498.
Wij zagen in de abdij Park een plafond
sculptuur waarop Norbertus wordt af
gebeeld die voor zijn geestesoog zijn
toekomstige broeders ziet. Men zegt
dat aan dat vooruitzien Prémontré haar
naam ontleent.
Verantwoording:
Het verhaal steunt voor een gedeelte op het bezoek
aan de Norbertijenabdijen zelf. Verder onder meer
op: de dissertatie van Dekker over Zuid-Beveland,
een rijke bron met vergezichten. In: Meertens over
de Zeeuwen vindt men zijn opstel van 1 938 over de
Zeeuwen. In het werk van H. de Lussanet de la Sa-
blonière over de „Restauratie van het Abdijcomplex
te Middelburg" heeft P. Scherft een bijdrage ge
schreven over de bouwgeschiedenis van de abdij
met verhelderende ideeën over de ontstaansge
schiedenis. De inventaris van Fruin van het abdij
archief en die van De Waard van de archieven van
de polder Walcheren blijven onmisbaar. Belangrijk
is de catalogus van de tentoonstelling „De glans van
Prémontré" van 1973 met overzichtsartikelen.
Tenslotte vermelden wij het werk van N. J. Weyns:
„Het Praemonstratenser kloosterleven volgens
Adam van Dryburgh" 1 948) en de klassieke studie
van Huizinga: „Burg en Kerspel in Walcheren"
(1935). In 1974 heeft Dekker over de staten van
Walcheren geschreven (Bijdr. gesch. Ned.).
Zegel van de abdij van Middelburg.