de introductie van nicolaas de castro als bisschop-abt van middelburg 14 voor de koning? Uit de gegevens die overgebleven zijn weten wij bijvoor beeld van zijn activiteiten ten tijde van de Beeldenstorm ter bescherming van kerkgebouwen en geestelijken, van zijn ijveren voor een seminarie. Maar wij weten ook van zijn verzet tegen nieuwe centrale belastingen, want hij was de eerste ondertekenaar van een resolutie uit 1 571 „dat men de executie van den 10 en 20 penninck sal ophouden en surcheren, ter tyt toe den selfden 1 0 en 20 penninck generaelyck over alle dese Nederlanden van herwaers over gecon- senteert ende te wercke gestelt sal wor den". Dat klopt niet met de stelling dat alle nieuwe bisschoppen trouwe diena ren van de koning waren. In het alge meen is zijn verhouding tot de stad niet moeilijk geweest, al was er wel eens verschil van mening. In vele maatrege len in de stad tijdens zijn episcopaat ge nomen heeft hij zich zondertwijfel goed kunnen vinden. Zou hij het bijvoorbeeld niet hebben toegejuicht als liefhebber van processies dat het stadsbestuur te gen absentie bij een processie een boe te bepaalde op o.a. „twee duysent ge- backen steenen tot prouffite van der stadt"? (Dat was overigens nog goed koop in vergelijking met de boete bij overtreding van een bepaald gebod door lichte vrouwen, die kregen 5000 stenen aan te dragen; met recht: stenen voor brood!) Was De Castro bekwaam? Contempo raine oordelen zijn soms niet zo gunstig. De scherpzinnige Morillon, plaatsver vanger van Granvelle in Mechelen oor deelde: „in alles middelmatig". Een on bekende, die vlak voorde Beeldenstorm een verslag over de kerkelijke toestand naar Rome stuurde: „de bisschop van Middelburg is meer toegewijd aan we reldlijke bestuurszaken dan aan geeste lijke, hij preekt niet en hij neemt de an dere plichten ook niet zo nauwgezet waar als het ambt van hem eist, waar door hij aanstoot geeft bij het volk". De protestant W. te Water, lid van de heer sende kerk, was in de 1 8e eeuw vernie tigend in zijn oordeel. D. van Heel OFM, in onze eeuw, achtte dat kleinzielig, be nepen protestants. Hij pleitte in de tijd van het rijke roomse leven voor een her waardering. Maar een meer definitief oordeel is pas mogelijk na een uitge breide studie. Verantwoording Voor dit artikel is gebruik gemaakt van R. Fruin, Het archief der O.L. Vrouwe abdij te Middelburg. Archiefstukken met betrekking tot De Castro zijn echter in 1 940 verloren gegaan. Wel geeft het 3eCopulaetboek, fol. 336-338 nog een contemporaine copie van de overdracht van bezit namens Philips II. Vgl. wat de grootte van het bezit van de bisschop betreft M. Z. van Boxhorn, Chronyck van Zeelandt, I, 154. De la- tijnse brief van De Castro aan Schrijvers staat in A. Matthaeus, Sylloge Epistola- rum, Epist. CV, 200-203. Vgl.de passage „kwamen er andere ge deputeerden met het stadsschip, die een schip vol met allerlei voedsel mee brachten" („advenerunt alii Deputati ci- vitatis navigio, qui adduxerunt navem instructissimam omni genereciborum") met wat te vinden is in W. S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Mid delburg in den landsheerlijken tijd, II, 509: „een heudescip met victualie dae- rinne... ende van alle gentilesse daerin voorsien". Archiefstukken ook in D. van Heel OFM, Archivalia aangaande Nicolaas de Cas tro in: Haarlemsche Bijdragen LI 11 (1 936). In de 1 8e eeuw gaf Van Mieris het in de tekst genoemde Naauwkeurig Verhaal uit. Dat Van Mieris de uitgave verzorgde blijkt uit de Voorreden van J. W. te Water in Kort Verhaal der Refor matie in Zeeland in de zestiende eeuwe. In dat laatste werk is ook van W. te Wa ter een korte biografie van De Castro te vinden. Gebruik is ook gemaakt van J. W. te Water, Tweede Eeuw-Feest van de Vryheid in Vlissingen en A. 's Gra- vezande, Tweede Eeuw-Gedachtenis der Middelburgsche Vryheid. Gegevens kwamen uit de RGP de delen I en II van W. S. Unger, Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in den landsheerlijken tijd en G. Brom - A. H. L. Hensen, Romeinsche Bronnen voor den kerkelijk-staatkundigen toestand der Nederlanden in de 16de eeuw. Van de moderne literatuur werd vooral gebruik gemaakt van L. J. Rogier, Ge schiedenis van het Katholicisme in Noord-Nederland in de 16de en 17de eeuw en M. Dierickx, De oprichting van de nieuwe bisdommen in de Nederlan den onder Filips II (1 559-1 570). Bij de vertaling van het latijnse schrij ven van de Norbertijnen was drs. P. F. Kühler behulpzaam.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 14