DE VERHOUDING VAN ZEELAND
TOT DE PROTESTANTEN IN VLAANDEREN
VAN DE XVIe TOT DE XlXe EEUW (I) 5. J. M. Hulsbergen
Toen de vier Zeeuwse classes in 1 803
de proponent Albert Goedkoop be
stemden om namens hen predikant te
zijn van de Vlaamse Olijfberg, konden
zij voor het tractement niet meer alleen
bij de Gecommitteerde Raden (enigs
zins te vergelijken met onze Gedepu
teerde Staten van nu) van Zeeland te
recht, die het beheer hadden over alle
geestelijke kantoren in de provincie, die
zorgden voor de financiën van de predi
kanten in hun gewest en ook een tracte
ment hadden uitgetrokken voor hen,
die namens de Zeeuwse classes de zorg
op zich namen voor de gereformeerde
gemeenten die er in Vlaanderen waren
over gebleven sinds de Reformatie.
Maar aan de toestand die in deze pro
vincie ruim twee eeuwen geduurd had,
een nauw samengaan van kerk en staat,
was een eind gekomen. Men kende nu
een eenheidsstaat, de Bataafse Repu
bliek.
Toen de eerste Nationale Vergadering
in augustus 1796 bijeen kwam, werd,
naar Frans voorbeeld ook voor ons land
officieel de scheiding van kerk en staat
aanvaard. In Zeeland heeft men zich
daarvan in het begin niet al te veel aan
getrokken. Men had zijn eigen kerkor
de, waaronder men hiervanaf 1 591 ge
leefd had en daaraan bleef men zich
houden. De geestelijke kantoren, die de
opbrengsten beheerden van de in de
16e eeuw geconfisceerde kerkelijke
goederen, bleven de tractementen uit
betalen aan de gereformeerde predi
kanten en zij bleven zorgen voor het on
derhoud van de kerkelijke gebouwen.
Wel was er een bepaling gemaakt dat
die tractementen nog drie jaar lang, bij
wijze van pensioen, zouden worden
verstrekt. Maar na die drie jaar is het zo
blijven doorlopen zoals dat een paar
eeuwen lang geweest was. De zwaarste
klap voor gereformeerd Zeeland zou
komen toen op 1 6 maart 1 810 de pro
vincie geheel bij Frankrijk werd inge
lijfd, tegelijk met Brabant, Limburg en
een deel van Gelderland. Vlissingen had
dit lot al eerder ondergaan omdat Na
poleon het bezit van die stad militair
van groot belang achtte.
Die beroeping van Albert Goedkoop tot
predikant van de gemeenten onder het
kruis van de Vlaamse Olijfberg was mo
gelijk geworden doordat er in de Zuide
lijke Nederlanden nu officieel vrijheid
van godsdienst was gekomen. Men
vroeg hettractementvoor hem dan offi
cieel aan in Den Flaag en deed dit met
onder andere de mededeling dat dit
tractement sinds 1591 was uitbetaald
aan de Zeeuwse classes om daarmee de
kosten van deverzorging van de Vlaam
se gereformeerde gemeenten onder het
kruis te betalen. In Den Haag onthield
men echter zijn goedkeuring, met het
argument dat er in Vlaanderen nu vrij
heid van godsdienst was en dat er daar
om niet meer van „gemeenten onder
het kruis" kon worden gesproken. En zo
ging het beroep op Albert Goedkoop,
op wie we later nog uitvoerig zullen te
rug komen, niet door.
Sedert 1591, stond er in het verzoek
schrift, hadden de Gecommitteerde Ra
den van Zeeland een predikantstracte-
ment voor de „Vlaamse Olijfberg" toe
gestaan. In de notulen van de Gecom
mitteerde Raden over 1591 is dit be
sluit niet terug te vinden. Maar mis
schien werden de besluiten over de
geestelijke kantoren apart genotuleerd.
In ieder geval is de zorg voor de in
Vlaanderen achtergebleven geloofsge
noten, reeds zeer vroeg een zorg van de
Zeeuwse classes geweest en al hebben
we geen direct bewijs van het tegen
deel, het komt mij, alles overziende, niet
vreemd voor dat in of rond 1 591 dit be
sluit genomen is. In de handelingen van
de provinciale synode van Middelburg
van 1591 gaat het onder andere over de
vraag wie preken mag. Art. 6 zegt daar
van: zij die door de Kerk zijn toegelaten
tot de Evangeliebediening. En dan is er
aan toegevoegd: „hiermede en wert
niet wtgesloten de Oeffeninge van de
jonge proponenten ende dat met geslo
ten dueren, noch oick diegene die tot
eenige kercken onder tcruijse te predi
ken gesonden werden". Met de „kerc
ken onder tcruijse" vatte men samen de
gemeenten, de groepen protestanten
die er in Brabant en Vlaanderen in het
geheim bleven samenkomen. Dit artikel
is een teken dat men zich in Zeeland
met de geloofsgenoten in de Zuidelijke
Nederlanden is blijven bemoeien. In de
daarop volgende provinciale synode die
van 1 5 tot 1 8 april 1 597 te Goes werd
gehouden, komt men terug op art. 6 van
de provinciale synode van Middelburg.
In art. 3 lezen we: „Op den sesten artijc-
kel des voornoemden synodi is be-
raempt, dat deselve gedeputeerde des
synodi haer beste sullen doen, dat de
kercken van Brabant en Vlaenderen,
onder tcruijs wesende, met de leeringe
van Godts Woordt voorsien mochten
worden." Blijkbaar was de verzorging
van de protestanten in deZuidelijke Ne
derlanden voor de Zeeuwse classes
toen al een vanzelfsprekende zaak. En al
hebben we geen bewijs, we zullen ons
maar houden aan het jaartal dat bij de
anvraag van het tractement voor Albert
Goedkoop is genoemd.
Van wie is het initiatief uitgegaan om
aan de Gecommitteerde Raden van
Zeeland te vragen om een predikants-
tractement voor de verzorging van de
gereformeerde protestanten in Vlaan
deren, te bestemmen? In de acta van de
provinciale synoden zullen we tever
geefs een besluit hiertoe zoeken. Het
komt mij voor dat het initiatief moet zijn
uitgegaan van de classis Walcheren.
Jammer genoeg zijn de notulen van de
vergaderingen van deze classis over die
jaren niet meer aanwezig. Maar er zijn
toch wel enige argumenten om de ge
dachte dat Zeeland een bijzondere taak
had voor de geloofsgenoten in Vlaan
deren, van declassisWalcheren afkom
stig is, niet alleen aannemelijk, maar
zelfs zeer waarschijnlijk maken.
In de eerste plaats was deze classis de
grootste en belangrijkste van Zeeland
en ze zetelde in de stad waar ook het be
stuur van de provincie bijeen kwam.
In de tweede plaats behoorde tot deze
classis ook het zogenaamde Committi-
mus, de kwartieren van Axel, Neuzen en
Biervliet, die in 1 584 onder het bewind
van de Nederlanden in opstand waren
gebracht. De Staten van Zeeland had
den de „superintendentie" over dit ge
bied en oefenden er een bijna souverein
gezag uit. Het eerste artikel van dit
„Committimus" was geheel aan de kerk
gewijd. Er moeten twee ministers (pre
dikanten) komen „die door de classis
Walcheren wettelijk in de ware leer en
gereformeerde religie beproefd en be
roepen zijn". Dit „Committimus" had
vanzelfsprekend de nauwste contacten
met Vlaanderen. Talloos zijn de vluch
telingen uit het Zuiden, die langs hier
Zeeland zijn binnengekomen. De mili
taire commandanten van Axel en sinds
1 644 die van Sas van Gent, zijn een be
langrijk element geweest wanneer de