de verhouding van zeeland tot de protestanten in Vlaanderen van de XVIe tot de XlXe eeuw 18
naamde Olijfberg". Toen hij terugkwam
na in Vlaanderen enige jaren te hebben
gewerkt, weigerde de classis hem een
kerkelijke attestatie wegens zijn leer
stellingen. Dit geschiedde zo omstreeks
1666. Een andere proponent die de
classis zo ordende tot predikant van de
gemeenten onder het kruis was Mel-
chior Leydecker, die de Vlaamse Olijf
berg diende van 1671 tot 1674. Zijn
rapport dat we graag onder ogen zou
den hebben gehad, is in de stukken van
de classis Walcheren niet teruggevon
den. In het laatste jaar vertrok hij, ook
namens de classis Walcheren, naar
Oost-lndïë, waar hij tot het einde van
zijn leven zou blijven en een van de
meest bekende predikanten aldaar is
geweest, die de bijbel in het Maleis ver
taalde.
Vóór deze twee laatst genoemden had,
waarschijnlijk de classis Zuid-Beve
land, naarde kruisgemeenten afgevaar
digd Cornelis Landsman. Hij was een
eenvoudig man, die geen universitaire
studie had gehad, maar min of meer
was geschoold aan de lllustre School te
Middelburg. In 1 665 werd hij predikant
te Schore-Vlake, waar hij in 1 701 stierf.
Het gehalte van degenen die werden
gezonden, is niet altijd even best ge
weest. Tenslotte werd de Vlaamse Olijf
berg bediend door een predikant die er
bleef tot hij ergens in ons land een be
roep kreeg. Op één na de laatste kwam
uit Friesland en bleef daar wonen, ter
wijl hij zo nu en dan ens naar het zuiden
trok. En de laatste die door de classes
voor de Olijfberg werd bestemd, eerdat
men met Albert Goedkoop aankwam,
moest worden afgezet, wegens perma
nente dronkenschap.
Na 1 638 is er in Zeeland geen provin
ciale synode meer bijeen geweest. Het
heeft er alle schijn van dat de classes de
zorg voor de Olijfberg tenslotte geheel
en al heeft overgelaten aan die van Wal
cheren, die inmiddels nog groter was
geworden, doordat ook de gemeenten
van het Vrije van Sluis, na de veroverin
gen van prins Maurits, tot haar gingen
behoren. Wanneer we zijn „Levens-be-
rigt, door hem zelf vervaardigd, „uitge
geven door zijn erfgenamen" lezen,
blijkt daaruit dat Jona Willem te Water
namens de classis Walcheren gekozen
is, als laatste, tot wat Faukelius als eer
ste was geweest, mede-opziener van de
Olijfberg. Tot zover dan in vogelvlucht,
de bemoeienissen van de Zeeuwse clas
ses met de geloofsgenoten die in Vlaan
deren waren achtergebleven sinds de
Reformatie.
De kruisgemeenten van de Vlaamse
Olijfberg. Met de naam „Vlaamse Olijf
berg" wordt nog altijd aangeduid de
hervormde gemeente van St Maria Ho-
rebeke in Oost-Vlaanderen, een tiental
kilometers ten oosten van Oudenaarde.
Het is de enige Vlaamse protestantse
gemeente die er sinds de 1 6e eeuw in
Vlaanderen is overgebleven. De kerk
ligt niet in het dorp, maar in de wijk Kor-
sele. Oorspronkelijk zijn er in de streek
rond Oudenaarde 7 of 8 gemeenten ge
weest, die onder de naam „Vlaamse
Olijfberg" werden samengevat. De ene
gemeente na de andere is verdwenen
doordat de leden emigreerden. Zij die
bleven, hebben zich rond Maria Hore-
beke geconcentreerd, dat oorspronke
lijk niet tot de kruisgemeenten behoor
de. (zie H. Q. Janssen: kerkhervorming
in Vlaanderen). In het begin heeft men
onder de naam „Vlaamse Olijfberg,
zoals reeds gezegd, alle gemeenten die
er in Vlaanderen waren overgebleven,
samengevat. Die Olijfbergen zijn enigs
zins te vergelijken met wat men later
verstond onder een classis, (zie: J. de
Hullu: Aantekeningen betreffende de
hervormden in het Rijselsche).
Het is de hertog van Parma geweest die
het gereformeerd protestantisme in
Vlaanderen geknakt heeft. Hij heeft de
Zuidelijke Nederlanden weer gebracht
onder het regiem van Spanje en daar
mee onder het gezag van de kerk van
Rome. Wanneer hij de ene stad na de
andere, te beginnen met Maastricht, tot
overgave dwingt, zijn de voorwaarden
die hij stelt voor die tijd bepaald mild te
noemen. Als voorbeeld kunnen we Gent
nemen, dat een niet bepaald zachtzinni
ge protestantse overheersing had ge
kend en zich met verbeten inzet tegen
Parma had verdedigd. Toen de stad zich
in 1 584 moest overgeven, verbaasden
de verdedigers zich zelf het meest over
de voorwaarden. Men verwachtte voor
beeldige straffen en vernederingen,
zoals Karei V die in 1 540 had opgelegd.
Aan Gent werd algehele kwijtschelding
geschonken. Alle „costumen" (oude ge
woonterechten) moesten worden her
steld. De stad moest 200.000 gouden
kronen betalen en drie gijzelaars leve
ren. Maar de poging van de protestan
ten om hun godsdienstte mogen blijven
beoefenen, hetzij in een kerk, hetzij in
private huizen, of zelfs buiten de stad,
werd absoluut verworpen. Men kon te
rugkeren tot de belijdenis van de oude
Rooms-Katholieke Kerk of, zo zij dit niet
wilden, dan zouden ze twee jaar kunnen
krijgen om hun bezittingen te verkopen
om daarna te emigreren. Naar de wil
van Philips II als „katholiek koning"
moesten zijn landen hier worden terug
gebracht in de schoot van de kerk van
Rome. Volgens Fruin in zijn: tien jaren
uit de tachtig jarige oorlog zou Philips II
hebben gezegd dat hij liever de Neder
landen wilde verliezen dan ze, besmet
met ketterij te behouden.
Na Parma kwam als landvoogd, eerst
Ernst van Oostenrijk en na zijn dood in
1 596 zijn broer Albertus, beiden neven
van Philips II en opgevoed aan het
Spaanse hof. Albertus, die zwak van ge
zondheid was, werd bestemd voor de
geestelijke stand. Reeds op achttienja
rige leeftijd werd hij door de paus tot
kardinaal benoemd. Philips II benoem
de hem in 1 595 tot aartsbisschop van
Toledo. Een jaar later bestemde hij hem
echter tot landvoogd over de Nederlan
den. „Opgevoed aan het hof van Ma
drid", (schrijft Pirenne in zijn geschie
denisvan Belgiëdeel IV) „had hij datin-
ransigent (tot geen compromis bereid)
katholicisme en die haattegen de kette
rij ingezogen, die de regering van Phi
lips II kenschetsten". Vooral ook had Al
bertus onder invloed gestaan van de Je-
zuieten. „Deze maakten hem tot hetvol-
maakste type van den katholieken
prins, en in heel zijn verstandelijke vor
ming, in de aard zijner godsvrucht, ja in
zijne politieke denkbeelden, vindt men
het onuitwischbaar spoor van den in
vloed dien zij op hem uitoefenden".
Maar Philips had nog andere plannen
met Albertus. Verzwakt door ouder
dom en ziekte, ging hij zijn laatste da
gen besteden aan een regeling van de
kwestie der Nederlanden, die „sedert
een kwart eeuws zijne nachtmerrie was
en, met één been in het graf, verlangde
hij vurig zijne landen van „herwaerts
over te bevredigen, alvorens ze aan zijn
zoon achter te laten". Reeds eerder was
hem aangeraden de Nederlanden als
een zelfstandige natie te erkennen en