de verhouding van zeeland tot de protestanten in Vlaanderen van de XVIe tot de XlXe eeuw 20 Uit deze plakkaten blijkt hoe streng Al- bertus en Isabella willen dat er eerbied zal zijn voor hun kerk en hoe streng zij wensen op te treden tegen ketterij. Wie maakt hier geen vergelijking met de Na dere Reformatie in Zeeland, waarbij het ook ging, eveneens met steun van de overheid, om de hervorming van de kerk. Het was eveneens een strijd om de ziel van het volk, waarbij de overheid een bepaalde taak had volgens art. 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis. In de Zuidelijke Nederlanden ging het om een hervorming in rooms-katholie- ke geest en bij de Nadere Reformatie om een hervorming in calvinistische zin, waarbij eveneens geweerd moest worden al wat daartegen streed. In 1609 werd het Twaalfjarig Bestand gesloten. Moeizaam waren de bespre kingen geweest vooral ook door de in structie van de aartshertogen aan de gedelegeerden dat het punt van de reli gie voor hen de voornaamste zorg was. In de Noordelijke Nederlanden willen zij vrijheid van godsdienst. De Staten Ge neraal eisen hetzelfde voor de gerefor meerden in de zuidelijke provincies. Zelfs gewetensvrijheid blijkt in Madrid (waar tenslotte allese bepaald werd) een niet haalbare zaak te zijn. Philips III toonde zich onbuigzaam, evenals zijn vader dat was geweest. Zo is er in het verdrag over het Twaalfjarig Bestand geen artikel over de religie te vinden. In geheime artikelen wil men aan door trekkende handelaren, evenals dat in 1 604 met Engeland was overeengeko men, zekere vrijheid toestaan. Dat Twaalfjarig Bestand gaf voor de protestanten toch enige verlichting. Er was grensverkeer mogelijk. Daarvan gingen protestanten gebruik maken wanneer zij niet te ver behoefden te gaan, om hun kinderen te laten dopen of om het avondmaal te vieren. De grens kon ook moeilijker gesloten wor den voor gereformeerde herders en le raars. Maar dan gaan Albertus en Isa bella steeds meer hun Spaanse aard to nen. In 1610 komt er reeds een plak kaat waarin het tenstrengste verboden wordt „te disputeren op het stuck van de religie". Een ander plakkaat (Pirenne haalt er heel wat aan uit de plakkaatboeken van Vlaanderen) verbiedt ten strengste dat geschriften tegen de kerk worden ver spreid en dat er op straffe van arbitraire boete en altijd durende verbanning pre ken worden gehouden en daaraan deel te nemen. De predikanten komen vanuit Zeeland over de grens onder het mom kooplieden te zijn, al hebben ze dan wa ren die verboden zijn. In 1617 wil een plakkaat hun dit onmogelijk maken. Het beveelt namelijk dat, wanneer zij door steden reizen, zij zich bij de magistraat moeten laten kennen. In 1614 reeds had een plakkaat aan de rechters meer gestrengheid geboden, maar deze gingen toen klagen over de onvoldoende medewerking van de bur gerlijke ambtenaren en magistraten. Steeds meer wordt de rol van de staat vermindert tot eenvoudig helper van de kerk bij het bekeren van de ketters. Te recht schrijft Krahé dat de geestelijke rechtbanken van de bisdommen bleven bestaan; dat wil zeggen dat de inquisi tie bleef bestaan en daarmee geen ge wetensvrijheid zelfs. De diocesane synoden van de R.K. Kerk gaan de ouders verplichten hun kinde ren tot 1 6 jaar naar de zondagsscholen te sturen, waar hun de catechismus on derwezen werd, op straffe van beroofd te worden van de hulp van de Heilige Geesttafelen. Slechts beproefde rooms-katholieken mogen als vroed vrouw worden aangesteld en zij moeten een eed afleggen de kinderen te zullen dopen en de ouders aan te geven die zich daartegen verzetten. De pastoors moeten „besmette paro chianen en die niet komen naar de godsdienstige bijeenkomsten" bij de bisschoppen aanklagen. Op drukkerijen en boekhandel wordt een streng toezicht ingesteld, vooral op boeken die in het buitenland gedrukt zijn. Wie een verboden boek leest, krijgt een boete van tien gulden en kan als ketter worden behandeld. Door al deze plakkaten en maatregelen moest alles wat van het protestantisme in de Zuidelijke Nederlanden was over gebleven worden versmoord. Werd een ketter aangeklaagd, dan ontbood hem de bisschop of zijn officiaal, die hem een leraar aanwees om hem van zijn dwalingen te bekeren. Zo verkreeg men een schijnbare afzwering want, wan neer hij koppig bleef, werd hij verban nen. Zo werden door de staat aan kerke lijk afvalligen burgerlijk het leven on mogelijk gemaakt. Onder Albertus en Isabella zijn de Zui delijke Nederlanden een wijkplaats bij uitnemendheid geworden voor ver volgde rooms-katholieken. Vooral uit Engeland komen zij, alsook uit Schot land en Ierland. En natuurlijk uit de noordelijke provinciën. Deze stichten hier hun kloosters. De aartshertogen haalden allerlei orden naar hun landen, allereerst de Jezuie- ten, de bestrijders van het calvinisme bij uitnemendheid. Onder Albertus en Isa bella wordt het getal van de Jezuïeten colleges enorm uitgebreid. In 1 595 wa ren er in totaal 420 Jezuieten in hun landen. In 1611 waren het er 788. In 1626 was hun getal uitgegroeid tot 1 574. In geen land waren zij zo talrijk als in de Zuidelijke Nederlanden. Vooral door het onderwijs was hun invloed groot. In 1618 introduceren Albertus en Isa bella de broederschap van de heilige Carlo Borromeo en dit vooral opdat de ze broeders zich met de zondagsscho len zouden bemoeien. Er kwamen Cap- pucijnen en Recollecten, Karmelietes sen en Brigittijnen, Annonciaden en Ur- sulinen. Franciscanessen en Clarissen. Uit Italië werden Barrevoeters gehaald en uit Spanje weer andere orden. Overal werden kerken en kapellen ge bouwd, kruisheuvels en kruiswegen op gericht. Als ideaal werd ingesteld dat men in alle families geestelijken moest tellen. Wanneer men zo voor de eerste keer nu nog, door België trekt, valt het onmiddellijk op dat men in een rooms- katholiek land is door die vele kapellen en kapellekes, door die crucifixen en kruiswegen en zijn vele kloosters. Dit stempelt nog altijd dat land. Het is te danken aan de regering van Albertus en Isabella. In 1592 reeds was de Hollandse Zen ding opgericht, die sterk wordt uitge breid en niet zonder gevaren weet deze zending binnen te dringen tot verster king van de vervolgde rooms-katholie ken in de Noordelijke Nederlanden. Bij de Staten van Zeeland wordt menige klacht gedeponeerd over de „papen" die uit het zuiden komen. Dit alles over ziende vragen we: is het wonder dat hetgeen er aan protestantisme in de Zuidelijke Nederlanden was overgeble ven langzamerhend werd doodge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1984 | | pagina 20