wonen in kleine kernen
26
nomen mag worden dat de huishou
dens, die min of meer gedwongen zijn
uit de eigen kern te verhuizen, zich over
het algemeen in kernen in de buurt van
de oude kern zullen vestigen. Dat dit on
derzoek over kleine kernen gaat, moge
blijken uit het feit dat uit Sirjansland en
uit Ouwerkerk gedurende de onder
zoeksperiode slechts 83 huishoudens
naar andere kernen op Schouwen Dui-
veland verhuisden. Van deze huishou
dens werden er uiteindelijk 27 uit Ou
werkerk en 23 uit Sirjansland geënquê
teerd. Uit de enquête bleek dat de be
woners uit Sirjansland veel meer ge
oriënteerd zijn op de woningmarkt van
de eigen kern dan de bewoners uit Ou
werkerk. Voor 47,8% van de respon
denten uit Sirjansland en voor 14,8%
van de respondenten uit Ouwerkerk
speelde het niet beschikbaar zijn van
een geschikte woning een rol bij de be
slissing om te gaan verhuizen. Uit het
onderzoek bleek dat al deze responden
ten zich in een type woning vestigden,
die zij ook ambieerden te bewonen in
Sirjansland of Ouwerkerk. Over het al
gemeen betreft het huurwoningen met
een maximale (netto-)huur van f 400,-
per maand. Zoals we eerder constateer
den, zijn het juist deze woningen, die in
de afgelopen periode in Ouwerkerk en
Sirjansland niet zijn gebouwd. Wan
neer dit gekoppeld wordt aan het feit
dat de woningreserve aan koopwonin
gen gedurende de onderzoeksperiode
juist explosief is toegenomen, dan kan
geconstateerd worden dat er in Sirjans
land en in mindere mate in Ouwerkerk
sprake is van een kwalitatieve woning
nood, namelijk een „nood" aan huurwo
ningen. Dit wordt nog gestaafd door het
feit dat respondenten, die nu in een
huurwoning wonen, terugverhuizen
naar de vorige kern niet overwegen,
omdat de geschikte (huur-)woningen in
Sirjansland en Ouwerkerk toch niet
aanwezig zijn. Opvallend is dat nog
steeds een aantal respondenten terug
wil keren naar Sirjansland en daartoe
ook pogingen onderneemt. Een groot
deel van hen komt uit Oosterland, zodat
aangenomen mag worden dat het
dichtbij gelegen Oosterland voor een
aantal inwoners van Sirjansland slechts
een tijdelijk alternatief is. Samenvat
tend kan geconcludeerd worden dat het
met name een kwalitatief tekort aan
woningen is, dat de bewoners ertoe
dwingt naar elders te gaan verhuizen.
Gezien de pogingen om terug te keren,
lijkt het erop dat de bewoners uit Sir
jansland daarmee meer worden getrof
fen dan de bewoners uit Ouwerkerk.
Wellicht kan de oorzaak hiervan gevon
den worden in het sociale milieu, het
tweede verhuismotief.
Uit het onderzoek bleek dat het groot
ste deel van de bewoners is verhuisd
naar een kern, waar men zich min of
meer thuis voelt (past) in het sociale mi
lieu. Daarbij dient overigens bedacht te
worden dat men nogal snel geneigd is
zich tevreden op te stellen. Er bleek dat
de respondenten uit Sirjansland veel
meer aan Sirjansland waren gehecht,
dan de respondenten uit Ouwerkerk dat
aan Ouwerkerk waren. Het beeld van
Ouwerkerk als een meer open gemeen
schap wordt hierdoor nog eens beves
tigd. Omdat de gemeenschappen in Sir
jansland en Oosterland ongeveer de
zelfde kenmerken vertonen, is het op
vallend dat juist de respondenten uit
Sirjansland, die zich in Oosterland ves
tigden, willen terug keren naar Sirjans
land. Wellicht is de oorzaak hievan het
gesloten karakter van beide gemeen
schappen, waardoor het bijzonder
moeilijk is er zich aan te passen of er
geaccepteerd te geraken. Een belang
rijk aspekt van het sociale milieu is de
kerkgang. Van de respondenten uit Sir
jansland gaat 82,2 en van de respon
denten uit Ouwerkerk gaat 33% naar de
kerk. Ook hier blijkt de gehechtheid van
de respondenten uit Sirjansland aan
hun vorige woonplaats. Van hen blijft
namelijk 30% ook na de verhuizing uit
Sirjansland naar de kerk in Sirjansland
gaan; voor de respondenten uit Ouwer
kerk is dit percentage nul. Samenvat
tend kan gesteld worden dat het sociale
milieu voor géén van de respondenten
een argument is geweest om uit de vori
ge kern te vertrekken. Wel kan gecon
stateerd worden dat de respondenten
uit Sirjansland méér Sirjanslander zijn
gebleven dan de respondenten uit Ou
werkerk Ouwerkerker.
Het derde verhuismotief betreft de af
wezigheid of de te grote afstand tot
voorzieningen in de woonplaats. Er
bleek dat de afstand tot voorzieningen
nauwelijks een rol heeft gespeeld bij de
beslissing om uit Sirjansland of uit Ou
werkerk te verhuizen. Voordat de
buurtbus werd ingevoerd (in 1980)
werd alleen door een aantal bewoners
uit Sirjansland de afstand tot het open
bare vervoer als bezwaarlijk ervaren. De
aanwezigheid van belangrijke voorzie
ningen in beide kernen als de lagere
school en de winkel, waar men zijn da
gelijkse benodigheden als brood en
melk koopt, zullen de oorzaak van deze
uitkomst zijn. Opvallend is dat de vesti
ging van een grote supermarkt in Nieu-
werkerk grote gevolgen voor het gehele
gebied heeft. Een groot aantal bewo
ners uit kernen, waar winkels aanwezig
zijn, zijn door deze vestiging in Nieu-
werkerk boodschappen gaan doen. Dit
kan op lange termijn gevolgen hebben
voor de winkelvoorzieningen in de aller
kleinste kernen.Tenslotte kan genoemd
worden, dat de afwezigheid van typisch
stedelijke voorzieningen als een bios
coop of de schouwburg door sommige
bewoners als gemis werd ervaren. Dit
gemis kan blijkbaar een aantal bewo
ners doen besluiten naar een plaats te
verhuizen, waar deze voorzieningen
wél aanwezig zijn (Zierikzee).
Conclusies
In de loop van het artikel is gebleken dat
ook in zeer kleine kernen zich ontwikke
lingen voordoen, die onze aandacht
vragen. Er bleek dat binnen één ge
meente grote verschillen tussen kleine
kernen kunnen bestaan. Zo verschillen
de ontwikkelingen in Ouwerkerk aan
merkelijk met die in Sirjansland. Met
name de gehechtheid van enkele res
pondenten aan Sirjansland wijst erop
dat deze kern aan een bepaalde catego
rie bewoners een specifiek woonmilieu
biedt, dat voor hen van grote betekenis
is. Dat is reden om te bepleiten dat zulke
specifieke woonmilieus kunnen blijven
voortbestaan. Er zijn echter tal van ont
wikkelingen, die het voortbestaan van
kleine locale gemeenschappen bedrei
gen. Een aantal van deze ontwikkelin
gen zijn:
- stagnatie en teruggang in de ont
wikkeling van de werkgelegenheid
in perifere regio's
- herwaardering van het grootstede
lijke milieu en de daarmee samen
hangende concentratie van aktivi-
teiten in de Randstad