over vier zeeuwse „waterstaat"-pioniers
4
sie die de afsluiting, ook rechtens,
moest regelen constateerde die situatie
en zijn gebreken. De regeling bleef sle
pen, de schades liepen op. Een afwezi
ge Vermuijden, eens vanwege rellen te
hulp geroepen, werd onderweg post
paarden om te verslaan geweigerd. De
bevolking ter plaatse kan u nog vertel
len dat watVermuijden's polderjongens
overdag groeven, 's nachts door de be
volking weer dichtgegooid werd.
Uiteindelijk werden Vermuijden en zijn
makkers in 1633 gedwongen om voor
20.000 kosten de zogenaamde Dutch
River te graven, die nabij Goole kwam
uit te monden, zodat het op de rivier
Don verzamelde water niet langer (ver
keerd gepland) op de rivier Ayr, maar op
de rivier Ouse zou terechtkomen. En de
ze Dutch River loopt er nog. Geleidelijk,
schrijft Harris, waren de participanten
zich gaan realiseren dat hun onderne
ming alleen maar geld kostte, velen
dropen af.
Zo niet Vermuijden, hij liquideerde wel
zijn bezittingen in de Hatfield Chase
maar hij was nog lang niet blut. In 1 630
kocht hij van de Kroon 4000 acres land
in Sedgmoor, Somerset voor 1 2.000
en een ander goed in Worcestershire
voor 5000. In datzelfde jaar werd hij
aangesteld als ingenieur of directeur
voor het droogleggen van „The Great
Fen" door Francis Graaf van Bedford en
was hij op weg voor een stormachtige
strijd die '25 jaar zou duren en een op
merkelijk eindresultaat ging inluiden.
Een jaar eerder echter was hij door Ka-
rel l te Whitehall, met alle gebruikelijke
ceremonieel, tot ridder geslagen zodat
wij hem voortaan zouden kennen als Sir
Cornelius Vermuijden. Dit feit en de
gunst van de koning voorkwamen ove
rigens niet, dat later Vermuijden een tijd
als schuldenaar gegijzeld werd, het
geen zich later herhaalde. Er werd aan
de lopende band tegen hem geproce
deerd en hij moet een harde en koppige
man geweest zijn, want hij was niet zo
maar geneigd zich bij een veroordeling
neer te leggen en te betalen.
De eerste fase in the Great Level was
een geschiedenis die ondernomen werd
door veertien participanten onder lei
ding van Francis Bedford. Vermuijden is
één van die veertien en hoofduitvoer
der. Zeven jaar later leek het of Bedford
zijn 95.000 acres toegedeeld kon krij
gen, maar een en ander werd zo aange
vochten, dat het werk als onaf werd ver
oordeeld en plotseling de koning zelf
zich als ondernemer kwam opwerpen,
zij het aan een dubbele prijs.
Nu ging Vermuijden met Karei in zee en
hij hield voor deze een „Discourse Tou
ching the draining of the Great Fences",
een stuk dat in 1642 gedrukt zal wor
den en wat bewaard gebleven, tot van
daag zijn naam zal vestigen. Vermuij
den wees er daarin op dat de eerste fase
geleid had tot het winnen van „zomer
land", maar dat meer mogelijk geacht
moest worden, namelijk gronden
droogleggen tot „winterland" geschikt
voor weide en akkerbouw het jaar door.
Hij baseerde zich daarbij op gezonde
stellingen en zag de oplossing voor het
platteland met zijn vele kronkelende ri
viertjes met gering verval in het norma
liseren van de verlopen, het zodoende
sterk inkorten van de afstanden en ver
snellen van de afloop. Dit tegenover de
school van zijn concurrent en bestrijder
Jan Berends Westerdijke, ook een Hol
lander dus, die ijverde voor het verdie
pen van bestaande rivieren, het verster
ken van nauw begrensde dijken daar
langs en het zo opvoeren van stroom-
snelheden. Vermuijden waszich daarbij
goed bewust van de gebrekkige veen-
ondergrond in het moerasgebied, die
dijkwerken snel onbetrouwbaar maak
te. Zeker werden in al deze plannen fou
ten gemaakt, fouten die later versterkt
zouden blijken, omdat niemand in die
tijd wist dat het veen door de droogleg
ging zou gaan krimpen en zodoende het
land lager zou komen te liggen, gepaard
gaande met nieuwe wateroverlasten.
Ondertussen was de politieke situatie in
Engeland zeer verslechterd. Karei I be
stond het elf jaren zonder parlement te
regeren, Cromwell de republikein
kwam op, edellieden en volk liepen over
en weer en Karei verloor in 1649 het
hoofd op het schavot. Het lijkt erop dat
Cromwell en Vermuijden elkaar goed
kenden. Tijdens de burgeroorlog ge
beurde er niet veel, intrige volgde op in
trige. Daarna eindeloos telkens afsprin
gende onderhandelingen met een nieu
we corporatie. Water in de wijn, een
nieuw contract. In 1 653 was het werk
klaar en kon met de verdeling van
95.000 acres voor Bedford en de zijnen
begonnen worden. Noorden en midden
van the Great Level zouden er goed uit
komen maar het zuidelijk gedeelte
kreeg de volgende drie eeuwen te lijden
van dat water in de wijn. Daarmee is
Vermuijden's enorme waterbouwkun
dige prestatie niet veroordeeld, in
tegendeel. Het bleef een werk van enor
me betekenis voor Oost-Engeland, wat
er ook gecritiseerd is de eeuwen door.
De geschiedschrijvers thans verschillen
over zijn pionierschap niet meer. Na
1 655, Vermuijden was toen 66, horen
we niet meer van hem. Misschien was
het allemaal genoeg voor hem, waar
schijnlijk ook vond hij het verstandiger
na Cromwell's tijd onder Karei II rusti
ger te gaan leven. Hij werd 87 en wat er
van zijn overlevende kinderen bekend
is, maakten die het later niet slecht.
Aan de Vermuijden's herinnert in Tho-
len de boerderij ,,'t Huijs Vermuijden"
aan de Kettingsdijk onderTholen (fami
lie Bierens), een uithof van Bartel Ver
muijden en diens zoon Johan. In de
volksmond heet de boerderij tegen
woordig „Kettingshoeve", naarCathari-
na Ketting, eens echtgenote van Bar-
tholomeus Vermuijden.
We laten Vermuijden en Cats achter ons
en spoeden ons naar de 1 9e eeuw, naar
Abraham Caland, vaakverward met zijn
zoon Pieter, de latere schepper van de
Nieuwe Waterweg. We zouden met
Pieter een breder publiek interesseren
dan met vader Abraham. Toch koos ik
voor deze,omdat hij ook zo duidelijke
pionierstalenten ten toon spreidde. In
de Zeeuwse Encyclopedie vindt u drie
Calands, ook zijn neef Marnix nog, ar
chivaris van onder andere Hulst.
Abraham Caland
Abraham was een zoon uit een Westka-
pels dijkwerkersgezin. Dertien jaar oud
werkt hij zelf aan die zeedijk, doch van
wat overgebedeld geld wil hij onderwijs
genieten aan het door mr. J. W. Schorer
gestichte eerste opleidingsinstituut
voor waterbouwkundigen. Daar noemt
J. de Kanter Ph.zn. hem één van zijn
bekwaamste élèves. Het is immers de
Franse tijd, want Abraham stamt van
1789. Reeds in 1806 wordt Caland -
voorzien van kledij en zakgeld - door
het Departementaal Bestuur gedeta-